Het is de laatste echte stad op ons traject maar we zijn niet echt aangetrokken door Tromsø. Het blitzbezoek gisteren gaf nochtans een gezellige indruk, maar groot is het niet. We hadden besloten gisteren nog de was te doen en waren duidelijk niet alleen met dat idee. Het was dus wachten op en schermen voor een machine. We lagen uiteindelijk laat in bed. We slapen dus uit en doen het gewoon rustig aan. We beslissen niet meer naar Tromsø te gaan. Het is me ook wat die blog, de reacties zijn positief en dat is leuk maar je moet daar dan ook iets voor schrijven en dat duurt altijd langer dan gedacht. Tegen half drie zetten we aan. De weg uit Tromsø loopt langs de oude E8. Gelukkig niet langs de nieuwe want dat is een heel drukke baan. We rijden door de nieuwbouwwijken waarvan we ons afvragen voor wie ze gebouwd worden. Zo een bevolkingsexplosie kunnen ze hier toch niet kennen. Verder lijkt suburbia goed op wat het bij ons is: grasmaaiers en trampolines. Het weer is mooi en de wind zit mee. We worden toch nog getrakteerd op een stukje nieuwe E8.
Gedurende een kilometer of tien mogen we weer de “vegen delen” met auto’s, mobilhomes en vrachtwagens. Met de ene chauffeur die al meer rekening houdt met de zwakke weggebruiker dan de andere. We zijn dus maar wat blij wanneer we de afslag van de RV91 richting Breivikeidet. We stoppen nog even aan de kiosk aan de afslag voor een snelle snack. We zijn vandaag uit ons ritme, hebben laat ontbeten en daardoor de lunch gemist. Wanneer we willen aanzetten realiseren we ons dat we geen eten hebben. Noch voor deze avond noch voor morgenochtend. Ik raadpleeg snel Google en wordt bevestigd in mijn vrees. Geen winkels meer onder de baan. De camping heeft wel een bar dus daar zullen we wel iets kunnen eten. We kopen dus wat fruit en melk voor morgenochtend. Gezien de bergen alom dacht ik dat we een lange klim tegemoet gingen, maar de weg volgt de rivier in het dal en zo gaan we, zoals we al vaker deden, glooiend richting ferry. Ik heb het gevoel dat het meer bergaf dan bergop gaat, maar Bien is het daar niet mee eens.
Daarmee is nog maar eens bewezen dat er veel in het hoofd zit. We komen ruim op tijd aan voor de ferry. Het waait geweldig hard. Zo hard dat we de fiets achter het WC huisje moeten zetten omdat hij anders zou omaaien. Wij nemen plaats in het huisje om te schuilen. De overtocht duurt maar een 40-tal minuutjes. Ik had met de app geprobeerd tickets te kopen, maar dat lukte niet. Logisch. De overtocht blijkt voor voetgangers en fietsers gratis. De camping ligt slecht op 300m van de steiger. Het is net voor zeven. De receptie blijkt gesloten. Wanneer ik door het raampje piep zie ik wel een ingerichte pub. Dus eten zal wel geen probleem zijn. Ik kijk nog wat rond op de verschillende informatie borden tot ik een papier bespeur waarop staat dat de verantwoordelijke langskomt tussen 7 en 9. Eten zal dus wel een probleem zijn. We hebben wel twee trekkingsmaaltijden, maar die willen we graag houden voor gevalllen van echte nood. We zetten de tent op en denken nog wat na over de opties. Ik hoop nog altijd dat er iemand komt en voor ons een hamburger uit zijn mouw tovert. Wanneer alles op staat gaan we richting oever van het fjord om van het prachtig uitzicht te genieten. De ferry komt net terug aanvaren en Bien zegt al lachend: “We zouden natuurlijk iets op de ferry kunnen eten, hè?!”. Het beste idee ever! Hier zitten we te zoeken naar een winkel of snackbar en er drijft er eentje recht voor onze neus. De overtocht is gratis dus we haasten ons op de boot en installeren ons in de kantine. We bestellen wat broodjes en hotdogs. Ze hebben zelfs een pintje. En het zicht is prachtig. Wat kunnen we ons nog meer wensen. Twee maal veertig minuutjes later komen we terug aan in Svensby. We nemen een lekker warme douche en kruipen met een gevulde maag en de ooglapppen aan ons bed in.
Na de buien van vorige nacht, wordt ook vandaag terug regen voorspeld. Gelukkig pas in de namiddag. Door een samenloop van omstandigheden heb ik me een beetje vergist in de planning en hoefde de rit van gisteren niet zo lang te zijn. Doordat de slaapplaatsen en winkeltjes schaarser worden en verder uit elkaar liggen is het niet altijd even makkelijk plannen. De rit van de ene dag kan ook weer een negatieve impact habben op die van de volgende. Soit, deze keer hebben we geluk en geeft het ons de luxe er een korte etappe van de maken en hopelijk van nattigheid gespaard te blijven. De weer app voorspeld regen vanaf 14u30. We gaan dus een 50-tal km rijden en daarna nemen we een hutje op de camping. Het is eigenlijk absurd. We waren voorbereid op regen, wind en kou, maar doordat we die hele tijd slechts een dag of drie regen gehad hebben, waarvan één op de fiets, trachten we het verder ook zo veel mogelijk droog te houden. Tja, het is niet omdat je naar Noorwegen gaat dat je daarom persé doorregend moet terugkomen. We haspelen de dikke 50km op het gemak af. We kunnen het bijna niet geloven dat het nog effectief gaat regenen. Een kilometer of tien voor de geplande aankomst check ik nog eens de buienaradar. Er zal toch geen ontkomen aan zijn. Ondanks de kortere afstand zijn we toch weer blij wannneer de Altafjord camping aangeduid staat. We nemen zoals gepland een hutje. Dit is wat de Nooren camperen noemen en dat is het eigenlijk ook. De tent is gewoon van hout, maar verder is het allemaal zeer basic. We nemen rustig de tijd. Ik schrijf wat, Bien neemt de toeristsche brochures door. Ondertussen begint het te plensregenen dat gaat gelijdelijk aan over in blaasjes regen. We zijn nog maar eens tevreden van de gemaakte keuze.
Na een uurtje dat het water stevig uit de lucht valt zien we de fietsster van gisteren voorbij rijden. Ze twijfelt, maar draait zich toch om. Ze is helemaal doorweekt en zet in de gietende regen haar tentje op. Na de douche installeren we ons in de keuken. Daar zit de fietsster ook. Ze is niet erg spraakzaam, zit verzonken in een e-book. Terwijl wij ons slaatje met biefstuk klaarmaken komt nog een ander gezin binnen. Drie generaties. Grootvader, moeder en zoon. Bompa is wat luidruchtig. Hij heeft duidelijk al wat aan de fles gezeten en heeft een vrolijke dronk. We raken wat aan de praat. Hij is van Honningvåg, het laatste stadje voor de Noordkaap. Nu ja, daar is hij geboren en is daar op zijn twaalfde vertrokken. Ik vraag hem waar de mensen zoals van leven daar in het hoge Noorden. Visvangst vroeger, nu vooral toerisme. Het is ook een vorm van vissen. Ik ga even naar het toilet en slaag er toch in de aandacht van de fietster te trekken die zich, waarschijnlijk vanwege het lawaai, net buiten de keuken heeft geinstalleerd. Het is een Nederlandse, natuurlijk zou ik bijna zeggen. Tachtig tot negentig procent van de fietstoeristen die we kruisen zijn Nederlanders. Ze is al zeven weken onderweg, alleen, en heeft wel het hele traject afgelegd dat wij oorspronkleijk ook wilden doen, inclusief het hele zuiden van Noorwegen. Camperen doet ze voornamelijk in het wild. Dat mag in Noorwegen, en “ik heb toch niemand die me kan ruiken”. Solo reizen, het blijft,...apart.
Van de Altafjord Camping gaat het via het Altafjord naar Alta. Logisch toch. Eerst nog via een uitloper van het fjord, maar in Isnestoften krijgen we de wijdsheid van het Altafjord te zien. Net voorbij Isnestoften staat een kudde rendieren bij de ingang van een tunnel in aanleg. Ik geloofde het eerst niet echt en dacht dat het opgezette dieren waren, maar dat zou waarschijnlijk nog absurder geweest zijn.
We moeten ook weer twee tunnels door. De ene een kilometer of vier, de andere minder dan de helft. Gedwee trekken onze fluohesjes aan. Het is toch iedere keer weer met een klein hartje dat we de grotten in duiken. De eerste en langste gaat heel vlot, bergaf zijn we er door voor we het weten. De tweede, bergop lijkt eeuwig te duren. De campingcars en bussen razen ons weer voorbij. In de tunnel is dat onder andere door het lawaai nog meer beangstigend dan "buiten". Net voor Kåfjord neemt de weg een bocht van negentig graden over een brug en dwars door de berg van het aan de andere kant liggende schiereiland. Wij gaan gelukkig via de "oude weg". Die is zoals te verwachten was wel wat steiler, maar dat nemen we er graag bij. Het is toch nog een 20-tal kilometer naar Alta, maar de door de rustige weg genieten we terug wat meer van de omgeving. Het is toch wel bizar om terug "de stad" binnen te rijden. We hadden het ons ook kleiner voorgesteld, en hoewel Alta zelf niet heel veel voorstelt, is het redelijk uitgestrekt en is er toch redelijk wat verkeer. Hier staat Nordkapp voor het eerst aangeduid. Nog 240km.
We hebben nog drie dagen, dus dat kan geen probleem zijn. In Alta stoppen we voor inkopen en een wat sjieker vieruurtje in een plaatselijk restaurant. Bien neemt een moelleux ik ga voor churros, respectievelijk met een warme choco en een cappuccino. We rijden nog een 10-tal kilometer Alta uit naar de camping. Die ligt aan de monding van een rivier met zicht op de baai. 's Avonds delen we de keuken met een ouder koppel Nederlanders. Zij skippen heel bewust de Noordkaap omdat iedereen daar naartoe gaat. Gezien ze met de auto zijn kunnen we ons daar wel iets bij voorstellen. Bij de nachtelijke plas zien we nog een prachtige middernachtzon. Het blijven magische momenten.
Met de afslag schudden we ook weer een stuk van het verkeer af en het uitzicht op het water, zeker met dit weer blijft spectaculair. Wanneer we schuin voor ons kijken zien we zelfs terug de open zee en dat is niet meer de Noordzee maar de Barentzee. Als dat niet exotisch, euh wel eerder arctisch klinkt, dan weet ik het niet. Net voor Repvåg, waar de camping voor vanavond ligt rijden we de Nordkapp Kommune binnen. We zijn al in de gemeente. Morgen is de final stretch. Repvåg, hoe klein ook, is echt wel de moeite. Een klein vissershaventje bewoond en meest frequent bezocht door,...Russen. We zitten hier niet zo ver van Rusland en door de historische handel tussen Noord Noorwegen en Rusland zijn hier een paar Russen blijven plakken. Dat trekt dan weer Russen aan die hier komen vissen. Repvåg telt de volle 14 permanente inwoners. Nadat we de tent hebben opgesteld, gaan we op verkenning naar "het centrum". Een ponton met grote loods op die dienst doet als hotel-restaurant. Ik had even gekeken op Google en de reviews waren nogal uiteenlopend van zeer enthousiast "Authentiek, geweldig" tot compleet negatief "Vuil en afgeleefd".
Beiden hoeven elkaar natuurlijk niet tegen te spreken. Alles hangt af van wat je verwacht en van wat je kan verwachten van een plaats waar drie maanden op een jaar over een weg op 1km 200.000 toeristen passeren en de negen andere maanden het dorp bestaat uit 14 verdwaalde Russen. Wij zijn alvast enthousiast. Ik ben bewust het geplande menu voor deze avond vergeten en wil kijken of we er iets kunnen eten. We verkennen een beetje de steigers en stappen uiteindelijk het restaurant binnen. Door de ramen hadden we wel al wat volk gezien, veelbelovend dus, maar wanneer we binnen stappen blijkt dat een bus Italianen te zijn. Wanneer ik aan de ober vraag of wij ook eventueel iets kunnen eten, antwoord hij me met Russische tongval "Special reservation. Bus." OK. Niet dan zeker. Ik vindt de plaats toch te uniek en dring aan. "So we can't have dinner tonight?". Hij kijkt we twijfelend aan. "Let me check". Hij gaat naar de keuken, komt terug buiten met borden soep en gaat onverstoord verder met het bedienen van de Romeinse bezetter. We staan er wat verloren bij. Na een minuutje of tien komt een jonge dame uit de keuken. "You want food? We have no à la carte. Only fixed menu. Salad, chicken soep, fish, rice, patato, dessert. You want." We knikken gretig met een brede glimlach. "Everything?", vraagt ze twijfelend. We beamen en installeren ons aan de picknick tafel op de steiger. De muggen trachten ons dan wel leeg te zuigen, de plaats is schitterend. Wanneer ze de slaatjes komt opdienen vraagt de dame van waar we afkomst zijn. We vertellen haar dat we Belgen zijn. Haar moeder had haar verteld dat dat een mooi land was. Zelf was ze geboren on Moskou, maar sinds ze getouwd is in Repvåg heeft ze het dorp niet echt meer verlaten. We laten ons de simpele kost smaken als een feestmaaltijd, kijken nog hoe de mannen van een net binnengevaren bootje beginnen aan het schoonmaken van de vangst en begeven ons terug naar de camping. Daar gaan we nog even richting strand. Ik wil graag zwemmen, maar het blijft bij pootje baden. We kruipen voor de laatste keer ons tentje in.
Gedurende een kilometer of tien mogen we weer de “vegen delen” met auto’s, mobilhomes en vrachtwagens. Met de ene chauffeur die al meer rekening houdt met de zwakke weggebruiker dan de andere. We zijn dus maar wat blij wanneer we de afslag van de RV91 richting Breivikeidet. We stoppen nog even aan de kiosk aan de afslag voor een snelle snack. We zijn vandaag uit ons ritme, hebben laat ontbeten en daardoor de lunch gemist. Wanneer we willen aanzetten realiseren we ons dat we geen eten hebben. Noch voor deze avond noch voor morgenochtend. Ik raadpleeg snel Google en wordt bevestigd in mijn vrees. Geen winkels meer onder de baan. De camping heeft wel een bar dus daar zullen we wel iets kunnen eten. We kopen dus wat fruit en melk voor morgenochtend. Gezien de bergen alom dacht ik dat we een lange klim tegemoet gingen, maar de weg volgt de rivier in het dal en zo gaan we, zoals we al vaker deden, glooiend richting ferry. Ik heb het gevoel dat het meer bergaf dan bergop gaat, maar Bien is het daar niet mee eens.
Daarmee is nog maar eens bewezen dat er veel in het hoofd zit. We komen ruim op tijd aan voor de ferry. Het waait geweldig hard. Zo hard dat we de fiets achter het WC huisje moeten zetten omdat hij anders zou omaaien. Wij nemen plaats in het huisje om te schuilen. De overtocht duurt maar een 40-tal minuutjes. Ik had met de app geprobeerd tickets te kopen, maar dat lukte niet. Logisch. De overtocht blijkt voor voetgangers en fietsers gratis. De camping ligt slecht op 300m van de steiger. Het is net voor zeven. De receptie blijkt gesloten. Wanneer ik door het raampje piep zie ik wel een ingerichte pub. Dus eten zal wel geen probleem zijn. Ik kijk nog wat rond op de verschillende informatie borden tot ik een papier bespeur waarop staat dat de verantwoordelijke langskomt tussen 7 en 9. Eten zal dus wel een probleem zijn. We hebben wel twee trekkingsmaaltijden, maar die willen we graag houden voor gevalllen van echte nood. We zetten de tent op en denken nog wat na over de opties. Ik hoop nog altijd dat er iemand komt en voor ons een hamburger uit zijn mouw tovert. Wanneer alles op staat gaan we richting oever van het fjord om van het prachtig uitzicht te genieten. De ferry komt net terug aanvaren en Bien zegt al lachend: “We zouden natuurlijk iets op de ferry kunnen eten, hè?!”. Het beste idee ever! Hier zitten we te zoeken naar een winkel of snackbar en er drijft er eentje recht voor onze neus. De overtocht is gratis dus we haasten ons op de boot en installeren ons in de kantine. We bestellen wat broodjes en hotdogs. Ze hebben zelfs een pintje. En het zicht is prachtig. Wat kunnen we ons nog meer wensen. Twee maal veertig minuutjes later komen we terug aan in Svensby. We nemen een lekker warme douche en kruipen met een gevulde maag en de ooglapppen aan ons bed in.
We zijn er redelijk vroeg ingekropen, dus zijn we ook redelijk vroeg wakker. De zon op de tent zit daar waarschijnlijk ook wel voor iets tussen. Hoewel ze hier nu heel de nacht schijnt, is het pas tegen een uur of 6-7 dat ze terug wat warmte begint te geven. Vanuit Svensby gaat het de eerste twintig kilometer richting onze laatste ferry in Lyngseidet. De wind van gisteren is gaan liggen, de zon staat alweer redelijk hoog, dit is een prachtig fjord, een geweldige ochtend. De weg is zo goed als verlaten, de bergen rond ons hebben nu bijna allemaal sneeuwplekken rond de toppen. Ondanks dat we ondertussen al ver in de zomer zijn gevorderd, vloeit het smeltwater nog rijkelijk naar beneden. We hebben niet echt gerekend om op een bepaald uur aan de ferry te zijn, we zien hem dan ook net wegvaren wannneer we in Lyngseidet aankomen. We profiteren ervan om boodschappen te doen. In Lyngseidet staat een groot rusthuis. Ook de oudjes profiteren van het goede weer. Op de voetpaden zien we menig rolator. Bergaf gaan de Benidorm Bastards op de zijkanten van de karretjes staan en laten zich gedwee naar beneden rollen. Het is hier blijkbaar goed oud worden. Met onze laatste ferry van deze reis gaan we naar Olderdalen. Daar gaan we de E6 op. Het eerste stuk van deze weg is nog rustig en volgt weer de oever van het fjord. In Rotsund staat een bankje met onze naam op. Daar installeren we ons voor de lunch, alweer met een schitterend zicht.
Terwijl we aan het genieten zijn stopt een auto met caravan aan hoge snelheid aangereden om dan plots te remmen en met een grote stofwolk halt te houden aan de inham waar we zitten. Meneer en mevrouw komen gewapend met fototoestel en camera naar buiten, stelen de kiekjes, vast en bewegend, 4:3, 16:9 en panorama, en stuiven weer weg. Op naar het volgende Kodak moment. Een beetje later komt een solofietsster voorbij gereden. Ze glimlacht wat krampachtig. Deze E6 gaat van Trelleborg in het zuiden van Zweden naar Kirkenes aan de Russische grens in Noord Noorwegen. In de buurt van Trondheim is het een autosnelweg, onder Oslo ook. In de gids staat hierover het volgende: “Wie nu vreest voor de drukte (indachtig het beeld van deze weg in het Zuiden) zal verrast zijn. E6 is hier niet drukker dan een lokale weg. Vakantie verkeer en wat lokale bevoorrading, dat is het wel zo ongeveer”. Dat is zo tot in Storslett, daarvoor genieten we nog van de mooie uitzichten, daarna wordt het terug een stuk minder aangenaam. De Duitse buscampers, hoe groter hoe beter, hebben blijkbaar weer veel lebensraum nodig. De vrachtwagens zijn leeg en willen allemaal heel snel naar huis. Het ene moment zijn we alleen op de weg, het ander moment worden we bijna van de weg geblazen. Dat is lastig als het vlak is, maar op wanneer je bergop rijdt aan 6-8km/u en de rest van het verkeer vliegt je aan 100km/u voorbij is het bij momenten ronduit geschift. Een beetje voorbij Storslett gaat de weg door een tunnel en kunnen wij gelukkig langs “de oude baan”. Dat betekend meer klimmen, maar dat hebben we er graag voor over. In de bosjes langs de weg zien we de fietsster van daarnet haar lunch naar binnen werken.
What goes up must go down en na de klim mogen we weer aan 9% naar beneden voor een kilometer of vijf. Het is altijd plezant zo naar beneden zoeven, het grootste nadeel is echter dat gedurende die 15 minuten de spieren geweldig afkoelen en het terug beginnen steken wanneer het afvlakt wel al eens pijnlijk kan zijn. Samen met een bus rokende italianen nemen we nog een korte break alvorens aan de laatste klim van de dag te beginnen. Daarvoor zijn onze supporters, de vliegen, ook weer van de partij. Naar het einde van de klim wil ik een fotootje nemen, maar zelfs na de 10e poging slaag ik er niet in een kiekje te nemen waar geen vlieg op staat. Wanneer we uiteindelijk helemaal boven zijn, is de beloning enorm. Het zicht is in-druk-wekkend. Daarenboven hebben we besloten de nacht door te brengen in het hotelletje hier aan de col. Deze avond en nacht zou het regenen. En we willen het graag droog houden. Het avondeten consumeren we samen met een bus noorderburen. Het hotel is redelijk basic, het eten ook, maar na een lange toch en zeker de stevige klim op het einde zijn een warme douche, een stevige maaltijd en een bed genoeg om ons gelukkig te maken.
Terwijl we aan het genieten zijn stopt een auto met caravan aan hoge snelheid aangereden om dan plots te remmen en met een grote stofwolk halt te houden aan de inham waar we zitten. Meneer en mevrouw komen gewapend met fototoestel en camera naar buiten, stelen de kiekjes, vast en bewegend, 4:3, 16:9 en panorama, en stuiven weer weg. Op naar het volgende Kodak moment. Een beetje later komt een solofietsster voorbij gereden. Ze glimlacht wat krampachtig. Deze E6 gaat van Trelleborg in het zuiden van Zweden naar Kirkenes aan de Russische grens in Noord Noorwegen. In de buurt van Trondheim is het een autosnelweg, onder Oslo ook. In de gids staat hierover het volgende: “Wie nu vreest voor de drukte (indachtig het beeld van deze weg in het Zuiden) zal verrast zijn. E6 is hier niet drukker dan een lokale weg. Vakantie verkeer en wat lokale bevoorrading, dat is het wel zo ongeveer”. Dat is zo tot in Storslett, daarvoor genieten we nog van de mooie uitzichten, daarna wordt het terug een stuk minder aangenaam. De Duitse buscampers, hoe groter hoe beter, hebben blijkbaar weer veel lebensraum nodig. De vrachtwagens zijn leeg en willen allemaal heel snel naar huis. Het ene moment zijn we alleen op de weg, het ander moment worden we bijna van de weg geblazen. Dat is lastig als het vlak is, maar op wanneer je bergop rijdt aan 6-8km/u en de rest van het verkeer vliegt je aan 100km/u voorbij is het bij momenten ronduit geschift. Een beetje voorbij Storslett gaat de weg door een tunnel en kunnen wij gelukkig langs “de oude baan”. Dat betekend meer klimmen, maar dat hebben we er graag voor over. In de bosjes langs de weg zien we de fietsster van daarnet haar lunch naar binnen werken.
What goes up must go down en na de klim mogen we weer aan 9% naar beneden voor een kilometer of vijf. Het is altijd plezant zo naar beneden zoeven, het grootste nadeel is echter dat gedurende die 15 minuten de spieren geweldig afkoelen en het terug beginnen steken wanneer het afvlakt wel al eens pijnlijk kan zijn. Samen met een bus rokende italianen nemen we nog een korte break alvorens aan de laatste klim van de dag te beginnen. Daarvoor zijn onze supporters, de vliegen, ook weer van de partij. Naar het einde van de klim wil ik een fotootje nemen, maar zelfs na de 10e poging slaag ik er niet in een kiekje te nemen waar geen vlieg op staat. Wanneer we uiteindelijk helemaal boven zijn, is de beloning enorm. Het zicht is in-druk-wekkend. Daarenboven hebben we besloten de nacht door te brengen in het hotelletje hier aan de col. Deze avond en nacht zou het regenen. En we willen het graag droog houden. Het avondeten consumeren we samen met een bus noorderburen. Het hotel is redelijk basic, het eten ook, maar na een lange toch en zeker de stevige klim op het einde zijn een warme douche, een stevige maaltijd en een bed genoeg om ons gelukkig te maken.
Na de buien van vorige nacht, wordt ook vandaag terug regen voorspeld. Gelukkig pas in de namiddag. Door een samenloop van omstandigheden heb ik me een beetje vergist in de planning en hoefde de rit van gisteren niet zo lang te zijn. Doordat de slaapplaatsen en winkeltjes schaarser worden en verder uit elkaar liggen is het niet altijd even makkelijk plannen. De rit van de ene dag kan ook weer een negatieve impact habben op die van de volgende. Soit, deze keer hebben we geluk en geeft het ons de luxe er een korte etappe van de maken en hopelijk van nattigheid gespaard te blijven. De weer app voorspeld regen vanaf 14u30. We gaan dus een 50-tal km rijden en daarna nemen we een hutje op de camping. Het is eigenlijk absurd. We waren voorbereid op regen, wind en kou, maar doordat we die hele tijd slechts een dag of drie regen gehad hebben, waarvan één op de fiets, trachten we het verder ook zo veel mogelijk droog te houden. Tja, het is niet omdat je naar Noorwegen gaat dat je daarom persé doorregend moet terugkomen. We haspelen de dikke 50km op het gemak af. We kunnen het bijna niet geloven dat het nog effectief gaat regenen. Een kilometer of tien voor de geplande aankomst check ik nog eens de buienaradar. Er zal toch geen ontkomen aan zijn. Ondanks de kortere afstand zijn we toch weer blij wannneer de Altafjord camping aangeduid staat. We nemen zoals gepland een hutje. Dit is wat de Nooren camperen noemen en dat is het eigenlijk ook. De tent is gewoon van hout, maar verder is het allemaal zeer basic. We nemen rustig de tijd. Ik schrijf wat, Bien neemt de toeristsche brochures door. Ondertussen begint het te plensregenen dat gaat gelijdelijk aan over in blaasjes regen. We zijn nog maar eens tevreden van de gemaakte keuze.
Na een uurtje dat het water stevig uit de lucht valt zien we de fietsster van gisteren voorbij rijden. Ze twijfelt, maar draait zich toch om. Ze is helemaal doorweekt en zet in de gietende regen haar tentje op. Na de douche installeren we ons in de keuken. Daar zit de fietsster ook. Ze is niet erg spraakzaam, zit verzonken in een e-book. Terwijl wij ons slaatje met biefstuk klaarmaken komt nog een ander gezin binnen. Drie generaties. Grootvader, moeder en zoon. Bompa is wat luidruchtig. Hij heeft duidelijk al wat aan de fles gezeten en heeft een vrolijke dronk. We raken wat aan de praat. Hij is van Honningvåg, het laatste stadje voor de Noordkaap. Nu ja, daar is hij geboren en is daar op zijn twaalfde vertrokken. Ik vraag hem waar de mensen zoals van leven daar in het hoge Noorden. Visvangst vroeger, nu vooral toerisme. Het is ook een vorm van vissen. Ik ga even naar het toilet en slaag er toch in de aandacht van de fietster te trekken die zich, waarschijnlijk vanwege het lawaai, net buiten de keuken heeft geinstalleerd. Het is een Nederlandse, natuurlijk zou ik bijna zeggen. Tachtig tot negentig procent van de fietstoeristen die we kruisen zijn Nederlanders. Ze is al zeven weken onderweg, alleen, en heeft wel het hele traject afgelegd dat wij oorspronkleijk ook wilden doen, inclusief het hele zuiden van Noorwegen. Camperen doet ze voornamelijk in het wild. Dat mag in Noorwegen, en “ik heb toch niemand die me kan ruiken”. Solo reizen, het blijft,...apart.
Van de Altafjord Camping gaat het via het Altafjord naar Alta. Logisch toch. Eerst nog via een uitloper van het fjord, maar in Isnestoften krijgen we de wijdsheid van het Altafjord te zien. Net voorbij Isnestoften staat een kudde rendieren bij de ingang van een tunnel in aanleg. Ik geloofde het eerst niet echt en dacht dat het opgezette dieren waren, maar dat zou waarschijnlijk nog absurder geweest zijn.
We moeten ook weer twee tunnels door. De ene een kilometer of vier, de andere minder dan de helft. Gedwee trekken onze fluohesjes aan. Het is toch iedere keer weer met een klein hartje dat we de grotten in duiken. De eerste en langste gaat heel vlot, bergaf zijn we er door voor we het weten. De tweede, bergop lijkt eeuwig te duren. De campingcars en bussen razen ons weer voorbij. In de tunnel is dat onder andere door het lawaai nog meer beangstigend dan "buiten". Net voor Kåfjord neemt de weg een bocht van negentig graden over een brug en dwars door de berg van het aan de andere kant liggende schiereiland. Wij gaan gelukkig via de "oude weg". Die is zoals te verwachten was wel wat steiler, maar dat nemen we er graag bij. Het is toch nog een 20-tal kilometer naar Alta, maar de door de rustige weg genieten we terug wat meer van de omgeving. Het is toch wel bizar om terug "de stad" binnen te rijden. We hadden het ons ook kleiner voorgesteld, en hoewel Alta zelf niet heel veel voorstelt, is het redelijk uitgestrekt en is er toch redelijk wat verkeer. Hier staat Nordkapp voor het eerst aangeduid. Nog 240km.
We hebben nog drie dagen, dus dat kan geen probleem zijn. In Alta stoppen we voor inkopen en een wat sjieker vieruurtje in een plaatselijk restaurant. Bien neemt een moelleux ik ga voor churros, respectievelijk met een warme choco en een cappuccino. We rijden nog een 10-tal kilometer Alta uit naar de camping. Die ligt aan de monding van een rivier met zicht op de baai. 's Avonds delen we de keuken met een ouder koppel Nederlanders. Zij skippen heel bewust de Noordkaap omdat iedereen daar naartoe gaat. Gezien ze met de auto zijn kunnen we ons daar wel iets bij voorstellen. Bij de nachtelijke plas zien we nog een prachtige middernachtzon. Het blijven magische momenten.
De volgende dag hebben we toch wel even moeten plannen. Een 6-tal kilometer voorbij de camping lig nog een winkeltje, maar daarna is er niets meer tot aan de eindbestemming voor de dag. We stoppen dus aan de COOP in Rafsbotn om de lunch in te slaan. Leverpastij, kaas en Wasa toasten, dat lijkt ons het veiligst gezien het terug warm weer is. Direct na de inkopen beginnen we aan een klim naar de fjelle, de hoger gelegen vlakte tussen twee fjorden. De vlakte brengt wel wat afwisseling van de fjorden. Het is er mooi en uitgestrekt, maar toch minder spectaculair dan de fjorden. Halverwege staat er weer een Rudolf in het midden van de baan.
We manen het verkeer aan te vertragen, maar het beest zelf heeft er blijkbaar weinig erg in. Na de ochtendlijke klim gaat het grotendeels bergaf, behalve naar het einde van de dag waar we nog twee uitstulpingen over gaan, maar voor we het goed beseffen zijn we in Skaidi. Voor onze camping is het afslaan en nog een 5-tal kilometer richting Hammersfest, maar Skaidi is de provisioneringsplaats. Een kruidenier, een hotel en een tankstation met restaurant, motel en winkeltje. Het centrum van de beschaving dus. Echt hartelijk zijn de locals hier echter niet, ondanks het mooie weer. Na een korte teleurstellende passage bij de kruidenier gaan we toch richting tankstation om onze inkopen te doen. We hebben enkel ontbijt nodig voor de volgende ochtend, want we hebben besloten ons deze avond aan de droogvriesmaaltijd te wagen. Met ons vers fruit en melk begeven we ons richting camping. Daar staat deze keer weer een eenzame fietsster. Een wat oudere maar kwieke dame. Een Duitse. Wij focussen ons op het opstellen van de tent, zij gaat douchen. We genieten nog na van de zon alvorens ons feestmaal te bereiden. We hadden deze droogvriesmaaltijden in Bergen gekocht, voor het geval dat, maar we zijn er toch in geslaagd om bijna altijd vers eten klaar te maken. Bien heeft een rendierstoofpotje en ik kip curry en dat blijkt nog mee te vallen ook. Na de maaltijd kruipen we de tent in. De zenuwen voor het einde beginnen wel wat te komen.
We manen het verkeer aan te vertragen, maar het beest zelf heeft er blijkbaar weinig erg in. Na de ochtendlijke klim gaat het grotendeels bergaf, behalve naar het einde van de dag waar we nog twee uitstulpingen over gaan, maar voor we het goed beseffen zijn we in Skaidi. Voor onze camping is het afslaan en nog een 5-tal kilometer richting Hammersfest, maar Skaidi is de provisioneringsplaats. Een kruidenier, een hotel en een tankstation met restaurant, motel en winkeltje. Het centrum van de beschaving dus. Echt hartelijk zijn de locals hier echter niet, ondanks het mooie weer. Na een korte teleurstellende passage bij de kruidenier gaan we toch richting tankstation om onze inkopen te doen. We hebben enkel ontbijt nodig voor de volgende ochtend, want we hebben besloten ons deze avond aan de droogvriesmaaltijd te wagen. Met ons vers fruit en melk begeven we ons richting camping. Daar staat deze keer weer een eenzame fietsster. Een wat oudere maar kwieke dame. Een Duitse. Wij focussen ons op het opstellen van de tent, zij gaat douchen. We genieten nog na van de zon alvorens ons feestmaal te bereiden. We hadden deze droogvriesmaaltijden in Bergen gekocht, voor het geval dat, maar we zijn er toch in geslaagd om bijna altijd vers eten klaar te maken. Bien heeft een rendierstoofpotje en ik kip curry en dat blijkt nog mee te vallen ook. Na de maaltijd kruipen we de tent in. De zenuwen voor het einde beginnen wel wat te komen.
De voorlaatste fietsdag. Onze Duitse buurvrouw maant ons aan de bank met haar te delen. Het is niet omdat ze er haar tent heeft naast gezet dat ze de bank claimt. We gaan in op haar aanbod en slaan een praatje. Ze is dan wel een Duitse fietstoeriste, maar woont en werkt als verpleegster al tien jaar in Trondheim. Ze is gevlucht van de werkomstandigheden in Duitsland. Blijkbaar is toch niet iedereen zo geweldig enthousiast over het Duitse Wirtschaftswunder. Als alleenstaande had ze niets dat haar tegenhield en werkomstandigheden en sociale voorzieningen in Noorwegen waren significant beter. Van de lange winters heeft ze in tegenstelling tot onze Belgische fietsmaker Bruno, niet zo veel last. Maar toch keert ook zij volgende jaar op pensioengerechtigde leeftijd terug naar die Heimat. We schrikken even van het feit dat ze al op pensioen gaat omdat ze er nog zo goed uit ziet. Verder ken ik de wetgeving niet, al niet bij ons, laat staan in Noorwegen of Duitsland, maar als verpleegster en blijkbaar de 60 gepasseerd kan ik me er wel iets bij voorstellen. Ze vertrekt even voor ons, maar drukt ons op het hart dat we elkaar zeker nog zien. Zo snel rijdt ze namelijk niet. De ochtend begint alweer met een klimmetje en daarna de logische afdaling tot in Olderfjord, waar alle activiteit weer rond het tankstation is geconcentreerd. We werken onze traditionele lunch naar binnen. Hier is voor de volgende 100km geen kruidenier meer dus kopen we ook gedroogd fruit voor 's ochtends en lunch voor de volgende dag. We hebben nog twee droogvries maaltijden dus het avondeten is gecoverd. In Olderfjord nemen we ook onze laatste afslag van de reis. We verlaten de E6 en draaien de E69 richting Honningsvåg-Nordkapp op.
Met de afslag schudden we ook weer een stuk van het verkeer af en het uitzicht op het water, zeker met dit weer blijft spectaculair. Wanneer we schuin voor ons kijken zien we zelfs terug de open zee en dat is niet meer de Noordzee maar de Barentzee. Als dat niet exotisch, euh wel eerder arctisch klinkt, dan weet ik het niet. Net voor Repvåg, waar de camping voor vanavond ligt rijden we de Nordkapp Kommune binnen. We zijn al in de gemeente. Morgen is de final stretch. Repvåg, hoe klein ook, is echt wel de moeite. Een klein vissershaventje bewoond en meest frequent bezocht door,...Russen. We zitten hier niet zo ver van Rusland en door de historische handel tussen Noord Noorwegen en Rusland zijn hier een paar Russen blijven plakken. Dat trekt dan weer Russen aan die hier komen vissen. Repvåg telt de volle 14 permanente inwoners. Nadat we de tent hebben opgesteld, gaan we op verkenning naar "het centrum". Een ponton met grote loods op die dienst doet als hotel-restaurant. Ik had even gekeken op Google en de reviews waren nogal uiteenlopend van zeer enthousiast "Authentiek, geweldig" tot compleet negatief "Vuil en afgeleefd".
Beiden hoeven elkaar natuurlijk niet tegen te spreken. Alles hangt af van wat je verwacht en van wat je kan verwachten van een plaats waar drie maanden op een jaar over een weg op 1km 200.000 toeristen passeren en de negen andere maanden het dorp bestaat uit 14 verdwaalde Russen. Wij zijn alvast enthousiast. Ik ben bewust het geplande menu voor deze avond vergeten en wil kijken of we er iets kunnen eten. We verkennen een beetje de steigers en stappen uiteindelijk het restaurant binnen. Door de ramen hadden we wel al wat volk gezien, veelbelovend dus, maar wanneer we binnen stappen blijkt dat een bus Italianen te zijn. Wanneer ik aan de ober vraag of wij ook eventueel iets kunnen eten, antwoord hij me met Russische tongval "Special reservation. Bus." OK. Niet dan zeker. Ik vindt de plaats toch te uniek en dring aan. "So we can't have dinner tonight?". Hij kijkt we twijfelend aan. "Let me check". Hij gaat naar de keuken, komt terug buiten met borden soep en gaat onverstoord verder met het bedienen van de Romeinse bezetter. We staan er wat verloren bij. Na een minuutje of tien komt een jonge dame uit de keuken. "You want food? We have no à la carte. Only fixed menu. Salad, chicken soep, fish, rice, patato, dessert. You want." We knikken gretig met een brede glimlach. "Everything?", vraagt ze twijfelend. We beamen en installeren ons aan de picknick tafel op de steiger. De muggen trachten ons dan wel leeg te zuigen, de plaats is schitterend. Wanneer ze de slaatjes komt opdienen vraagt de dame van waar we afkomst zijn. We vertellen haar dat we Belgen zijn. Haar moeder had haar verteld dat dat een mooi land was. Zelf was ze geboren on Moskou, maar sinds ze getouwd is in Repvåg heeft ze het dorp niet echt meer verlaten. We laten ons de simpele kost smaken als een feestmaaltijd, kijken nog hoe de mannen van een net binnengevaren bootje beginnen aan het schoonmaken van de vangst en begeven ons terug naar de camping. Daar gaan we nog even richting strand. Ik wil graag zwemmen, maar het blijft bij pootje baden. We kruipen voor de laatste keer ons tentje in.
Voor we het weten is ook de laatste dag aangebroken, een wat bizarre uitdrukking gezien de zon weer niet is ondergegaan. Bien heeft niet zo goed geslapen door de zenuwen. Die worden onder andere veroorzaakt door de belangrijkste hindernis van de dag: de Nordkapp tunnel. Vanuit Repvåg is het een dertig-tal kilometer rijden naar deze grot. Een mooie rit met rendieren op de weg en bruinvissen in het fjord. Het verkeer bestaat voornamelijk uit bussen toeristen die toch al vroeg uit de veren zijn. De Nordkapp tunnel is net geen 7 kilometer lang en gaat een dikke tweehonderd meter onder de zeespiegel. Ik heb meerdere reisverhalen gelezen en ken de theoretische beschrijving goed. Hij gaat aan gemiddeld 9-10% de diepte in gedurende een 3-tal kilometer, is dan iets meer dan een kilometer valsplat en stijgt dan terug een dikke twee kilometer aan 10%. Het is er een 12-tal graden. Dat is anders niet zo een groot verschil met de buiten temperatuur, maar vandaag is het 29°. We hebben dit goed doorgesproken dus wanneer we voor de tunnel aankomen weten wat te doen.
Legging aan, windstopper aan, handschoenen aan, Bien doet ook naar haar regenjas aan en dan het obligate fluorhesje. Ik zet ook nog een bril op voor de afdaling. Met een beetje knikkende knieën beginnen we er aan. Het gaat in het begin minder steil naar beneden dan we ons hadden voorgesteld, maar uiteindelijk duiken we toch vlot naar beneden. Mooi afwisselend tussen voor- en achterrem. Ik wil niet te veel snelheid halen omdat het echt wel nat ligt. De afdaling is binnen de kortste keren achter de rug. Het stuk valsplat lijkt toch steviger te klimmen dan gedacht, maar dat kan ook aan de verstramming van de spieren door de koude gelegen zijn. Zo geweldig goed vinden we de tunnel ook niet verlicht en er is ook meer verkeer dan voorspeld, maar dat kan natuurlijk met het goede weer te maken hebben. Op een bepaald moment lijkt er een bende Hells Angels achter ons aan te komen. Wanneer die ons eindelijk voorbij moeten komen blijkt het om één Harley te wiens geluid door de tunnel vertienvoudigd werd. Dan beginnen we aan de echte klim. Binnen de kortste keren hebben we geen kippenvel meer en stroom het zweet onder de drie lagen kleren ons af. We stoempen ons in de kleinste versnelling een weg naar boven. Door een campingcar die ons voorbij rijdt verlies ik naar het einde toe even het evenwicht en gaan we een stukje te voet verder tot het verkeer gepasseerd is. We zijn blij wanneer we terug daglicht zien en een paar lagen kleren kunnen uit doen. Dit was een ervaring maar zoals zo vaak, en zeker nu ik hier achter mijn bureau zit te schrijven, net iets minder angstaanjagend dan door sommigen beschreven. Wat verder gaat het nog door de 4,5 kilometer tellende Honningsvåg-tunnelen, maar die is zo goed als plat, dus dat gaat vlot en voor we het weten zijn we aan de afslag naar Honningsvåg. Daar slapen we deze avond, maar eerst hebben we nog een dikke 30 kilometer naar de Noordkaap voor de boeg.
In die 30 kilometer zitten ook nog twee redelijk stevige klimmen. Twee maal 4km aan 8%. Maar dat is zonder de bulten ervoor en erna gerekend. Hoe vlot we deze ochtend in Honningsvåg waren geraakt, zo moeilijk blijkt het in de namiddag vooruit te gaan. De spreekwoordelijke laatste loodjes kunnen letterlijk genomen worden. We zijn dan ook geweldig blij wanneer we eindelijk voorbij de laatste heuvel, de parking vol campingcars zien opduiken. Jawel. Zij die dachten dat we hier alleen op het einde van een desolate klif zouden staan, komen bedrogen uit. Hier staat een bezoekerscentrum met hotel, restaurant, café, cinema zaal en al wat je maar wilt om eens lekker de toerist uit te hangen. Het is trouwens niet het enige waar je bedrogen in kan uitkomen.
De Noordkaap is namelijk niet het meest Noordelijke punt van Europa, daar kan je op Wikipedia alles over lezen. Gelukkig wisten we dat ook allemaal voor we vertrokken en is, zoals het cliché het wil, de weg belangrijker dan de bestemming. Dat neemt niet weg dat we heel blij zijn op de bestemming te zijn aangekomen. We laten ons fotograferen bij de befaamde ijzeren wereldbol die daar staat en zien de voorbije vijf weken aan ons voorbij gaan. Wanneer we wat van de emoties bekomen zijn, gaan we informeren wanneer we de bus terug kunnen nemen naar Honningsvåg. Daar hadden we eigenlijk wat op gerekend en veel zin om de 30km nog terug te rijden hebben we niet. Die blijkt echter op zondag niet te rijden. Hoewel we dat toch al wat in ons achterhoofd hadden, is het wat een anti-climax. Eens de bestemming bereikt, en we hebben ondertussen toch alweer 90km in de benen, is het moeilijk je nog op te laden nog eens verder te rijden. Maar er zit niets anders op en we beginnen aan de terugtocht. Bien besluit fietsend te autostoppen. "Ge weet nooit.", zegt ze optimistisch. "En anders verzet het mijn zinnen." Vooral tegen het laatste argument kan ik weinig inbrengen. Tot mijn verbazing stopt er ook een auto. Een VW busje met twee jonge mannen. "Die Beinen wollen nicht mehr", leg ik hen in mijn beste Duits uit. Ze begrijpen het wel. Ze gaan ook naar Honningsvåg, maar de fiets past, gezien hun bagage niet in het busje. Ze bieden aan onze bagage mee te nemen en aan ons hotel af te zetten. Top. Dan hoeven we dat alvast niet meer mee de berg op te sleuren. Ach het zit allemaal in het hoofd en niet zozeer in de benen. Fysiek was er eigenlijk geen vuiltje aan de lucht. Tuurlijk waren we al wat vermoeid, maar we hadden al lastigere etappes gereden.
En nu dat die Duitsers onze bagage mee zouden nemen, voel ik plots de wind in de rug, terwijl Bien gehoopt had in de bus te kunnen zitten en het verschil niet echt voelt met of zonder bagage. We komen uiteindelijk iets na negen toe aan ons hotel in Honningsvåg. Daar staat onze bagage, daar staat ook de koffer voor onze fiets die de kindjes hebben opgestuurd. Dit is het echte einde van de fietsvakantie.
Gezien we in een maatschappij leven waar harde cijfers tellen, of ze nu kloppen of niet,...
We reden 2.728,4 km
Zaten 177,5 uur op het zadel
en reden dus aan een gemiddelde snelheid van 15,37 km/uur
Overbrugden 22.800 hoogtemeters
namen een kleine 20 pontjes, overzetten en ferries
de bruggen en tunnels hebben we niet geteld ;-)
aantal platte banden....0.
Legging aan, windstopper aan, handschoenen aan, Bien doet ook naar haar regenjas aan en dan het obligate fluorhesje. Ik zet ook nog een bril op voor de afdaling. Met een beetje knikkende knieën beginnen we er aan. Het gaat in het begin minder steil naar beneden dan we ons hadden voorgesteld, maar uiteindelijk duiken we toch vlot naar beneden. Mooi afwisselend tussen voor- en achterrem. Ik wil niet te veel snelheid halen omdat het echt wel nat ligt. De afdaling is binnen de kortste keren achter de rug. Het stuk valsplat lijkt toch steviger te klimmen dan gedacht, maar dat kan ook aan de verstramming van de spieren door de koude gelegen zijn. Zo geweldig goed vinden we de tunnel ook niet verlicht en er is ook meer verkeer dan voorspeld, maar dat kan natuurlijk met het goede weer te maken hebben. Op een bepaald moment lijkt er een bende Hells Angels achter ons aan te komen. Wanneer die ons eindelijk voorbij moeten komen blijkt het om één Harley te wiens geluid door de tunnel vertienvoudigd werd. Dan beginnen we aan de echte klim. Binnen de kortste keren hebben we geen kippenvel meer en stroom het zweet onder de drie lagen kleren ons af. We stoempen ons in de kleinste versnelling een weg naar boven. Door een campingcar die ons voorbij rijdt verlies ik naar het einde toe even het evenwicht en gaan we een stukje te voet verder tot het verkeer gepasseerd is. We zijn blij wanneer we terug daglicht zien en een paar lagen kleren kunnen uit doen. Dit was een ervaring maar zoals zo vaak, en zeker nu ik hier achter mijn bureau zit te schrijven, net iets minder angstaanjagend dan door sommigen beschreven. Wat verder gaat het nog door de 4,5 kilometer tellende Honningsvåg-tunnelen, maar die is zo goed als plat, dus dat gaat vlot en voor we het weten zijn we aan de afslag naar Honningsvåg. Daar slapen we deze avond, maar eerst hebben we nog een dikke 30 kilometer naar de Noordkaap voor de boeg.
In die 30 kilometer zitten ook nog twee redelijk stevige klimmen. Twee maal 4km aan 8%. Maar dat is zonder de bulten ervoor en erna gerekend. Hoe vlot we deze ochtend in Honningsvåg waren geraakt, zo moeilijk blijkt het in de namiddag vooruit te gaan. De spreekwoordelijke laatste loodjes kunnen letterlijk genomen worden. We zijn dan ook geweldig blij wanneer we eindelijk voorbij de laatste heuvel, de parking vol campingcars zien opduiken. Jawel. Zij die dachten dat we hier alleen op het einde van een desolate klif zouden staan, komen bedrogen uit. Hier staat een bezoekerscentrum met hotel, restaurant, café, cinema zaal en al wat je maar wilt om eens lekker de toerist uit te hangen. Het is trouwens niet het enige waar je bedrogen in kan uitkomen.
De Noordkaap is namelijk niet het meest Noordelijke punt van Europa, daar kan je op Wikipedia alles over lezen. Gelukkig wisten we dat ook allemaal voor we vertrokken en is, zoals het cliché het wil, de weg belangrijker dan de bestemming. Dat neemt niet weg dat we heel blij zijn op de bestemming te zijn aangekomen. We laten ons fotograferen bij de befaamde ijzeren wereldbol die daar staat en zien de voorbije vijf weken aan ons voorbij gaan. Wanneer we wat van de emoties bekomen zijn, gaan we informeren wanneer we de bus terug kunnen nemen naar Honningsvåg. Daar hadden we eigenlijk wat op gerekend en veel zin om de 30km nog terug te rijden hebben we niet. Die blijkt echter op zondag niet te rijden. Hoewel we dat toch al wat in ons achterhoofd hadden, is het wat een anti-climax. Eens de bestemming bereikt, en we hebben ondertussen toch alweer 90km in de benen, is het moeilijk je nog op te laden nog eens verder te rijden. Maar er zit niets anders op en we beginnen aan de terugtocht. Bien besluit fietsend te autostoppen. "Ge weet nooit.", zegt ze optimistisch. "En anders verzet het mijn zinnen." Vooral tegen het laatste argument kan ik weinig inbrengen. Tot mijn verbazing stopt er ook een auto. Een VW busje met twee jonge mannen. "Die Beinen wollen nicht mehr", leg ik hen in mijn beste Duits uit. Ze begrijpen het wel. Ze gaan ook naar Honningsvåg, maar de fiets past, gezien hun bagage niet in het busje. Ze bieden aan onze bagage mee te nemen en aan ons hotel af te zetten. Top. Dan hoeven we dat alvast niet meer mee de berg op te sleuren. Ach het zit allemaal in het hoofd en niet zozeer in de benen. Fysiek was er eigenlijk geen vuiltje aan de lucht. Tuurlijk waren we al wat vermoeid, maar we hadden al lastigere etappes gereden.
En nu dat die Duitsers onze bagage mee zouden nemen, voel ik plots de wind in de rug, terwijl Bien gehoopt had in de bus te kunnen zitten en het verschil niet echt voelt met of zonder bagage. We komen uiteindelijk iets na negen toe aan ons hotel in Honningsvåg. Daar staat onze bagage, daar staat ook de koffer voor onze fiets die de kindjes hebben opgestuurd. Dit is het echte einde van de fietsvakantie.
Gezien we in een maatschappij leven waar harde cijfers tellen, of ze nu kloppen of niet,...
We reden 2.728,4 km
Zaten 177,5 uur op het zadel
en reden dus aan een gemiddelde snelheid van 15,37 km/uur
Overbrugden 22.800 hoogtemeters
namen een kleine 20 pontjes, overzetten en ferries
de bruggen en tunnels hebben we niet geteld ;-)
aantal platte banden....0.