Het is de laatste echte stad op ons traject maar we zijn niet echt aangetrokken door Tromsø. Het blitzbezoek gisteren gaf nochtans een gezellige indruk, maar groot is het niet. We hadden besloten gisteren nog de was te doen en waren duidelijk niet alleen met dat idee. Het was dus wachten op en schermen voor een machine. We lagen uiteindelijk laat in bed. We slapen dus uit en doen het gewoon rustig aan. We beslissen niet meer naar Tromsø te gaan. Het is me ook wat die blog, de reacties zijn positief en dat is leuk maar je moet daar dan ook iets voor schrijven en dat duurt altijd langer dan gedacht. Tegen half drie zetten we aan. De weg uit Tromsø loopt langs de oude E8. Gelukkig niet langs de nieuwe want dat is een heel drukke baan. We rijden door de nieuwbouwwijken waarvan we ons afvragen voor wie ze gebouwd worden. Zo een bevolkingsexplosie kunnen ze hier toch niet kennen. Verder lijkt suburbia goed op wat het bij ons is: grasmaaiers en trampolines. Het weer is mooi en de wind zit mee. We worden toch nog getrakteerd op een stukje nieuwe E8.

Gedurende een kilometer of tien mogen we weer de “vegen delen” met auto’s, mobilhomes en vrachtwagens. Met de ene chauffeur die al meer rekening houdt met de zwakke weggebruiker dan de andere. We zijn dus maar wat blij wanneer we de afslag van de RV91 richting Breivikeidet. We stoppen nog even aan de kiosk aan de afslag voor een snelle snack. We zijn vandaag uit ons ritme, hebben laat ontbeten en daardoor de lunch gemist. Wanneer we willen aanzetten realiseren we ons dat we geen eten hebben. Noch voor deze avond noch voor morgenochtend. Ik raadpleeg snel Google en wordt bevestigd in mijn vrees. Geen winkels meer onder de baan. De camping heeft wel een bar dus daar zullen we wel iets kunnen eten. We kopen dus wat fruit en melk voor morgenochtend. Gezien de bergen alom dacht ik dat we een lange klim tegemoet gingen, maar de weg volgt de rivier in het dal en zo gaan we, zoals we al vaker deden, glooiend richting ferry. Ik heb het gevoel dat het meer bergaf dan bergop gaat, maar Bien is het daar niet mee eens.


Daarmee is nog maar eens bewezen dat er veel in het hoofd zit. We komen ruim op tijd aan voor de ferry. Het waait geweldig hard. Zo hard dat we de fiets achter het WC huisje moeten zetten omdat hij anders zou omaaien. Wij nemen plaats in het huisje om te schuilen. De overtocht duurt maar een 40-tal minuutjes. Ik had met de app geprobeerd tickets te kopen, maar dat lukte niet. Logisch. De overtocht blijkt voor voetgangers en fietsers gratis. De camping ligt slecht op 300m van de steiger. Het is net voor zeven. De receptie blijkt gesloten. Wanneer ik door het raampje piep zie ik wel een ingerichte pub. Dus eten zal wel geen probleem zijn. Ik kijk nog wat rond op de verschillende informatie borden tot ik een papier bespeur waarop staat dat de verantwoordelijke langskomt tussen 7 en 9. Eten zal dus wel een probleem zijn. We hebben wel twee trekkingsmaaltijden, maar die willen we graag houden voor gevalllen van echte nood. We zetten de tent op en denken nog wat na over de opties. Ik hoop nog altijd dat er iemand komt en voor ons een hamburger uit zijn mouw tovert. Wanneer alles op staat gaan we richting oever van het fjord om van het prachtig uitzicht te genieten. De ferry komt net terug aanvaren en Bien zegt al lachend: “We zouden natuurlijk iets op de ferry kunnen eten, hè?!”. Het beste idee ever! Hier zitten we te zoeken naar een winkel of snackbar en er drijft er eentje recht voor onze neus. De overtocht is gratis dus we haasten ons op de boot en installeren ons in de kantine. We bestellen wat broodjes en hotdogs. Ze hebben zelfs een pintje. En het zicht is prachtig. Wat kunnen we ons nog meer wensen. Twee maal veertig minuutjes later komen we terug aan in Svensby. We nemen een lekker warme douche en kruipen met een gevulde maag en de ooglapppen aan ons bed in.





We zijn er redelijk vroeg ingekropen, dus zijn we ook redelijk vroeg wakker. De zon op de tent zit daar waarschijnlijk ook wel voor iets tussen. Hoewel ze hier nu heel de nacht schijnt, is het pas tegen een uur of 6-7 dat ze terug wat warmte begint te geven. Vanuit Svensby gaat het de eerste twintig kilometer richting onze laatste ferry in Lyngseidet. De wind van gisteren is gaan liggen, de zon staat alweer redelijk hoog, dit is een prachtig fjord, een geweldige ochtend. De weg is zo goed als verlaten, de bergen rond ons hebben nu bijna allemaal sneeuwplekken rond de toppen. Ondanks dat we ondertussen al ver in de zomer zijn gevorderd, vloeit het smeltwater nog rijkelijk naar beneden. We hebben niet echt gerekend om op een bepaald uur aan de ferry te zijn, we zien hem dan ook net wegvaren wannneer we in Lyngseidet aankomen. We profiteren ervan om boodschappen te doen. In Lyngseidet staat een groot rusthuis. Ook de oudjes profiteren van het goede weer. Op de voetpaden zien we menig rolator. Bergaf gaan de Benidorm Bastards op de zijkanten van de karretjes staan en laten zich gedwee naar beneden rollen. Het is hier blijkbaar goed oud worden. Met onze laatste ferry van deze reis gaan we naar Olderdalen. Daar gaan we de E6 op. Het eerste stuk van deze weg is nog rustig en volgt weer de oever van het fjord. In Rotsund staat een bankje met onze naam op. Daar installeren we ons voor de lunch, alweer met een schitterend zicht. 

Terwijl we aan het genieten zijn stopt een auto met caravan aan hoge snelheid aangereden om dan plots te remmen en met een grote stofwolk halt te houden aan de inham waar we zitten. Meneer en mevrouw komen gewapend met fototoestel en camera naar buiten, stelen de kiekjes, vast en bewegend, 4:3, 16:9 en panorama, en stuiven weer weg. Op naar het volgende Kodak moment. Een beetje later komt een solofietsster voorbij gereden. Ze glimlacht wat krampachtig. Deze E6 gaat van Trelleborg in het zuiden van Zweden naar Kirkenes aan de Russische grens in Noord Noorwegen. In de buurt van Trondheim is het een autosnelweg, onder Oslo ook. In de gids staat hierover het volgende: “Wie nu vreest voor de drukte (indachtig het beeld van deze weg in het Zuiden) zal verrast zijn. E6 is hier niet drukker dan een lokale weg. Vakantie verkeer en wat lokale bevoorrading, dat is het wel zo ongeveer”. Dat is zo tot in Storslett, daarvoor genieten we nog van de mooie uitzichten, daarna wordt het terug een stuk minder aangenaam. De Duitse buscampers, hoe groter hoe beter, hebben blijkbaar weer veel lebensraum nodig. De vrachtwagens zijn leeg en willen allemaal heel snel naar huis. Het ene moment zijn we alleen op de weg, het ander moment worden we bijna van de weg geblazen. Dat is lastig als het vlak is, maar op wanneer je bergop rijdt aan 6-8km/u en de rest van het verkeer vliegt je aan 100km/u voorbij is het bij momenten ronduit geschift. Een beetje voorbij Storslett gaat de weg door een tunnel en kunnen wij gelukkig langs “de oude baan”. Dat betekend meer klimmen, maar dat hebben we er graag voor over. In de bosjes langs de weg zien we de fietsster van daarnet haar lunch naar binnen werken. 

What goes up must go down en na de klim mogen we weer aan 9% naar beneden voor een kilometer of vijf. Het is altijd plezant zo naar beneden zoeven, het grootste nadeel is echter dat gedurende die 15 minuten de spieren geweldig afkoelen en het terug beginnen steken wanneer het afvlakt wel al eens pijnlijk kan zijn. Samen met een bus rokende italianen nemen we nog een korte break alvorens aan de laatste klim van de dag te beginnen. Daarvoor zijn onze supporters, de vliegen, ook weer van de partij. Naar het einde van de klim wil ik een fotootje nemen, maar zelfs na de 10e poging slaag ik er niet in een kiekje te nemen waar geen vlieg op staat. Wanneer we uiteindelijk helemaal boven zijn, is de beloning enorm. Het zicht is in-druk-wekkend. Daarenboven hebben we besloten de nacht door te brengen in het hotelletje hier aan de col. Deze avond en nacht zou het regenen. En we willen het graag droog houden. Het avondeten consumeren we samen met een bus noorderburen. Het hotel is redelijk basic, het eten ook, maar na een lange toch en zeker de stevige klim op het einde zijn een warme douche, een stevige maaltijd en een bed genoeg om ons gelukkig te maken. 



Na de buien van vorige nacht, wordt ook vandaag terug regen voorspeld. Gelukkig pas in de namiddag. Door een samenloop van omstandigheden heb ik me een beetje vergist in de planning en hoefde de rit van gisteren niet zo lang te zijn. Doordat de slaapplaatsen en winkeltjes schaarser worden en verder uit elkaar liggen is het niet altijd even makkelijk plannen. De rit van de ene dag kan ook weer een negatieve impact habben op die van de volgende. Soit, deze keer hebben we geluk en geeft het ons de luxe er een korte etappe van de maken en hopelijk van nattigheid gespaard te blijven. De weer app voorspeld regen vanaf 14u30. We gaan dus een 50-tal km rijden en daarna nemen we een hutje op de camping. Het is eigenlijk absurd. We waren voorbereid op regen, wind en kou, maar doordat we die hele tijd slechts een dag of drie regen gehad hebben, waarvan één op de fiets, trachten we het verder ook zo veel mogelijk droog te houden. Tja, het is niet omdat je naar Noorwegen gaat dat je daarom persé doorregend moet terugkomen. We haspelen de dikke 50km op het gemak af. We kunnen het bijna niet geloven dat het nog effectief gaat regenen. Een kilometer of tien voor de geplande aankomst check ik nog eens de buienaradar. Er zal toch geen ontkomen aan zijn. Ondanks de kortere afstand zijn we toch weer blij wannneer de Altafjord camping aangeduid staat. We nemen zoals gepland een hutje. Dit is wat de Nooren camperen noemen en dat is het eigenlijk ook. De tent is gewoon van hout, maar verder is het allemaal zeer basic. We nemen rustig de tijd. Ik schrijf wat, Bien neemt de toeristsche brochures door. Ondertussen begint het te plensregenen dat gaat gelijdelijk aan over in blaasjes regen. We zijn nog maar eens tevreden van de gemaakte keuze. 

Na een uurtje dat het water stevig uit de lucht valt zien we de fietsster van gisteren voorbij rijden. Ze twijfelt, maar draait zich toch om. Ze is helemaal doorweekt en zet in de gietende regen haar tentje op. Na de douche installeren we ons in de keuken. Daar zit de fietsster ook. Ze is niet erg spraakzaam, zit verzonken in een e-book. Terwijl wij ons slaatje met biefstuk klaarmaken komt nog een ander gezin binnen. Drie generaties. Grootvader, moeder en zoon. Bompa is wat luidruchtig. Hij heeft duidelijk al wat aan de fles gezeten en heeft een vrolijke dronk. We raken wat aan de praat. Hij is van Honningvåg, het laatste stadje voor de Noordkaap. Nu ja, daar is hij geboren en is daar op zijn twaalfde vertrokken. Ik vraag hem waar de mensen zoals van leven daar in het hoge Noorden. Visvangst vroeger, nu vooral toerisme. Het is ook een vorm van vissen. Ik ga even naar het toilet en slaag er toch in de aandacht van de fietster te trekken die zich, waarschijnlijk vanwege het lawaai, net buiten de keuken heeft geinstalleerd. Het is een Nederlandse, natuurlijk zou ik bijna zeggen. Tachtig tot negentig procent van de fietstoeristen die we kruisen zijn Nederlanders. Ze is al zeven weken onderweg, alleen, en heeft wel het hele traject afgelegd dat wij oorspronkleijk ook wilden doen, inclusief het hele zuiden van Noorwegen. Camperen doet ze voornamelijk in het wild. Dat mag in Noorwegen, en “ik heb toch niemand die me kan ruiken”. Solo reizen, het blijft,...apart. 


Van de Altafjord Camping gaat het via het Altafjord naar Alta. Logisch toch. Eerst nog via een uitloper van het fjord, maar in Isnestoften krijgen we de wijdsheid van het Altafjord te zien. Net voorbij Isnestoften staat een kudde rendieren bij de ingang van een tunnel in aanleg. Ik geloofde het eerst niet echt en dacht dat het opgezette dieren waren, maar dat zou waarschijnlijk nog absurder geweest zijn.

We moeten ook weer twee tunnels door. De ene een kilometer of vier, de andere minder dan de helft. Gedwee trekken onze fluohesjes aan. Het is toch iedere keer weer met een klein hartje dat we de grotten in duiken. De eerste en langste gaat heel vlot, bergaf zijn we er door voor we het weten. De tweede, bergop lijkt eeuwig te duren. De campingcars en bussen razen ons weer voorbij. In de tunnel is dat onder andere door het lawaai nog meer beangstigend dan "buiten". Net voor Kåfjord neemt de weg een bocht van negentig graden over een brug en dwars door de berg van het aan de andere kant liggende schiereiland. Wij gaan gelukkig via de "oude weg". Die is zoals te verwachten was wel wat steiler, maar dat nemen we er graag bij. Het is toch nog een 20-tal kilometer naar Alta, maar de door de rustige weg genieten we terug wat meer van de omgeving. Het is toch wel bizar om terug "de stad" binnen te rijden. We hadden het ons ook kleiner voorgesteld, en hoewel Alta zelf niet heel veel voorstelt, is het redelijk uitgestrekt en is er toch redelijk wat verkeer. Hier staat Nordkapp voor het eerst aangeduid. Nog 240km.


We hebben nog drie dagen, dus dat kan geen probleem zijn. In Alta stoppen we voor inkopen en een wat sjieker vieruurtje in een plaatselijk restaurant. Bien neemt een moelleux ik ga voor churros, respectievelijk met een warme choco en een cappuccino. We rijden nog een 10-tal kilometer Alta uit naar de camping. Die ligt aan de monding van een rivier met zicht op de baai. 's Avonds delen we de keuken met een ouder koppel Nederlanders. Zij skippen heel bewust de Noordkaap omdat iedereen daar naartoe gaat. Gezien ze met de auto zijn kunnen we ons daar wel iets bij voorstellen. Bij de nachtelijke plas zien we nog een prachtige middernachtzon. Het blijven magische momenten.

 

De volgende dag hebben we toch wel even moeten plannen. Een 6-tal kilometer voorbij de camping lig nog een winkeltje, maar daarna is er niets meer tot aan de eindbestemming voor de dag. We stoppen dus aan de COOP in Rafsbotn om de lunch in te slaan. Leverpastij, kaas en Wasa toasten, dat lijkt  ons het veiligst gezien het terug warm weer is. Direct na de inkopen beginnen we aan een klim naar de fjelle, de hoger gelegen vlakte tussen twee fjorden. De vlakte brengt wel wat afwisseling van de fjorden. Het is er mooi en uitgestrekt, maar toch minder spectaculair dan de fjorden. Halverwege staat er weer een Rudolf in het midden van de baan.


We manen het verkeer aan te vertragen, maar het beest zelf heeft er blijkbaar weinig erg in. Na de ochtendlijke klim gaat het grotendeels bergaf, behalve naar het einde van de dag waar we nog twee uitstulpingen over gaan, maar voor we het goed beseffen zijn we in Skaidi. Voor onze camping is het afslaan en nog een 5-tal kilometer richting Hammersfest, maar Skaidi is de provisioneringsplaats. Een kruidenier, een hotel en een tankstation met restaurant, motel en winkeltje. Het centrum van de beschaving dus. Echt hartelijk zijn de locals hier echter niet, ondanks het mooie weer. Na een korte teleurstellende passage bij de kruidenier gaan we toch richting tankstation om onze inkopen te doen. We hebben enkel ontbijt nodig voor de volgende ochtend, want we hebben besloten ons deze avond aan de droogvriesmaaltijd te wagen. Met ons vers fruit en melk begeven we ons richting camping. Daar staat deze keer weer een eenzame fietsster. Een wat oudere maar kwieke dame. Een Duitse. Wij focussen ons op het opstellen van de tent, zij gaat douchen. We genieten nog na van de zon alvorens ons feestmaal te bereiden. We hadden deze droogvriesmaaltijden in Bergen gekocht, voor het geval dat, maar we zijn er toch in geslaagd om bijna altijd vers eten klaar te maken. Bien heeft een rendierstoofpotje en ik kip curry en dat blijkt nog mee te vallen ook. Na de maaltijd kruipen we de tent in. De zenuwen voor het einde beginnen wel wat te komen.
 
 De voorlaatste fietsdag. Onze Duitse buurvrouw maant ons aan de bank met haar te delen. Het is niet omdat ze er haar tent heeft naast gezet dat ze de bank claimt. We gaan in op haar aanbod en slaan een praatje. Ze is dan wel een Duitse fietstoeriste, maar woont en werkt als verpleegster al tien jaar in Trondheim. Ze is gevlucht van de werkomstandigheden in Duitsland. Blijkbaar is toch niet iedereen zo geweldig enthousiast over het Duitse Wirtschaftswunder. Als alleenstaande had ze niets dat haar tegenhield en werkomstandigheden en sociale voorzieningen in Noorwegen waren significant beter. Van de lange winters heeft ze in tegenstelling tot onze Belgische fietsmaker Bruno, niet zo veel last. Maar toch keert ook zij volgende jaar op pensioengerechtigde leeftijd terug naar die Heimat. We schrikken even van het feit dat ze al op pensioen gaat omdat ze er nog zo goed uit ziet. Verder ken ik de wetgeving niet, al niet bij ons, laat staan in Noorwegen of Duitsland, maar als verpleegster en blijkbaar de 60 gepasseerd kan ik me er wel iets bij voorstellen. Ze vertrekt even voor ons, maar drukt ons op het hart dat we elkaar zeker nog zien. Zo snel rijdt ze namelijk niet. De ochtend begint alweer met een klimmetje en daarna de logische afdaling tot in Olderfjord, waar alle activiteit weer rond het tankstation is geconcentreerd. We werken onze traditionele lunch naar binnen. Hier is voor de volgende 100km geen kruidenier meer dus kopen we ook gedroogd fruit voor 's ochtends en lunch voor de volgende dag. We hebben nog twee droogvries maaltijden dus het avondeten is gecoverd. In Olderfjord nemen we ook onze laatste afslag van de reis. We verlaten de E6 en draaien de E69 richting Honningsvåg-Nordkapp op.


Met de afslag schudden we ook weer een stuk van het verkeer af en het uitzicht op het water, zeker met dit weer blijft spectaculair. Wanneer we schuin voor ons kijken zien we zelfs terug de open zee en dat is niet meer de Noordzee maar de Barentzee. Als dat niet exotisch, euh wel eerder arctisch klinkt, dan weet ik het niet. Net voor Repvåg, waar de camping voor vanavond ligt rijden we de Nordkapp Kommune binnen. We zijn al in de gemeente. Morgen is de final stretch. Repvåg, hoe klein ook, is echt wel de moeite. Een klein vissershaventje bewoond en meest frequent bezocht door,...Russen. We zitten hier niet zo ver van Rusland en door de historische handel tussen Noord Noorwegen en Rusland zijn hier een paar Russen blijven plakken. Dat trekt dan weer Russen aan die hier komen vissen. Repvåg telt de volle 14 permanente inwoners. Nadat we de tent hebben opgesteld, gaan we op verkenning naar "het centrum". Een ponton met grote loods op die dienst doet als hotel-restaurant. Ik had even gekeken op Google en de reviews waren nogal uiteenlopend van zeer enthousiast "Authentiek, geweldig" tot compleet negatief "Vuil en afgeleefd".


Beiden hoeven elkaar natuurlijk niet tegen te spreken. Alles hangt af van wat je verwacht en van wat je kan verwachten van een plaats waar drie maanden op een jaar over een weg op 1km 200.000 toeristen passeren en de negen andere maanden het dorp bestaat uit 14 verdwaalde Russen. Wij zijn alvast enthousiast. Ik ben bewust het geplande menu voor deze avond vergeten en wil kijken of we er iets kunnen eten. We verkennen een beetje de steigers en stappen uiteindelijk het restaurant binnen. Door de ramen hadden we wel al wat volk gezien, veelbelovend dus, maar wanneer we binnen stappen blijkt dat een bus Italianen te zijn. Wanneer ik aan de ober vraag of wij ook eventueel iets kunnen eten, antwoord hij me met Russische tongval "Special reservation. Bus." OK. Niet dan zeker. Ik vindt de plaats toch te uniek en dring aan. "So we can't have dinner tonight?". Hij kijkt we twijfelend aan. "Let me check". Hij gaat naar de keuken, komt terug buiten met borden soep en gaat onverstoord verder met het bedienen van de Romeinse bezetter. We staan er wat verloren bij. Na een minuutje of tien komt een jonge dame uit de keuken. "You want food? We have no à la carte. Only fixed menu. Salad, chicken soep, fish, rice, patato, dessert. You want." We knikken gretig met een brede glimlach. "Everything?", vraagt ze twijfelend. We beamen en installeren ons aan de picknick tafel op de steiger. De muggen trachten ons dan wel leeg te zuigen, de plaats is schitterend. Wanneer ze de slaatjes komt opdienen vraagt de dame van waar we afkomst zijn. We vertellen haar dat we Belgen zijn. Haar moeder had haar verteld dat dat een mooi land was. Zelf was ze geboren on Moskou, maar sinds ze getouwd is in Repvåg heeft ze het dorp niet echt meer verlaten. We laten ons de simpele kost smaken als een feestmaaltijd, kijken nog hoe de mannen van een net binnengevaren bootje beginnen aan het schoonmaken van de vangst en begeven ons terug naar de camping. Daar gaan we nog even richting strand. Ik wil graag zwemmen, maar het blijft bij pootje baden. We kruipen voor de laatste keer ons tentje in.


 
Voor we het weten is ook de laatste dag aangebroken, een wat bizarre uitdrukking gezien de zon weer niet is ondergegaan. Bien heeft niet zo goed geslapen door de zenuwen. Die worden onder andere veroorzaakt door de belangrijkste hindernis van de dag: de Nordkapp tunnel. Vanuit Repvåg is het een dertig-tal kilometer rijden naar deze grot. Een mooie rit met rendieren op de weg en bruinvissen in het fjord. Het verkeer bestaat voornamelijk uit bussen toeristen die toch al vroeg uit de veren zijn. De Nordkapp tunnel is net geen 7 kilometer lang en gaat een dikke tweehonderd meter onder de zeespiegel. Ik heb meerdere reisverhalen gelezen en ken de theoretische beschrijving goed. Hij gaat aan gemiddeld 9-10% de diepte in gedurende een 3-tal kilometer, is dan iets meer dan een kilometer valsplat en stijgt dan terug een dikke twee kilometer aan 10%. Het is er een 12-tal graden. Dat is anders niet zo een groot verschil met de buiten temperatuur, maar vandaag is het 29°. We hebben dit goed doorgesproken dus wanneer we voor de tunnel aankomen weten wat te doen.


Legging aan, windstopper aan, handschoenen aan, Bien doet ook naar haar regenjas aan en dan het obligate fluorhesje. Ik zet ook nog een bril op voor de afdaling. Met een beetje knikkende knieën beginnen we er aan. Het gaat in het begin minder steil naar beneden dan we ons hadden voorgesteld, maar uiteindelijk duiken we toch vlot naar beneden. Mooi afwisselend tussen voor- en achterrem. Ik wil niet te veel snelheid halen omdat het echt wel nat ligt. De afdaling is binnen de kortste keren achter de rug. Het stuk valsplat lijkt toch steviger te klimmen dan gedacht, maar dat kan ook aan de verstramming van de spieren door de koude gelegen zijn. Zo geweldig goed vinden we de tunnel ook niet verlicht en er is ook meer verkeer dan voorspeld, maar dat kan natuurlijk met het goede weer te maken hebben. Op een bepaald moment lijkt er een bende Hells Angels achter ons aan te komen. Wanneer die ons eindelijk voorbij moeten komen blijkt het om één Harley te wiens geluid door de tunnel vertienvoudigd werd. Dan beginnen we aan de echte klim. Binnen de kortste keren hebben we geen kippenvel meer en stroom het zweet onder de drie lagen kleren ons af. We stoempen ons in de kleinste versnelling een weg naar boven. Door een campingcar die ons voorbij rijdt verlies ik naar het einde toe even het evenwicht en gaan we een stukje te voet verder tot het verkeer gepasseerd is. We zijn blij wanneer we terug daglicht zien en een paar lagen kleren kunnen uit doen. Dit was een ervaring maar zoals zo vaak, en zeker nu ik hier achter mijn bureau zit te schrijven, net iets minder angstaanjagend dan door sommigen beschreven. Wat verder gaat het nog door de 4,5 kilometer tellende Honningsvåg-tunnelen, maar die is zo goed als plat, dus dat gaat vlot en voor we het weten zijn we aan de afslag naar Honningsvåg. Daar slapen we deze avond, maar eerst hebben we nog een dikke 30 kilometer naar de Noordkaap voor de boeg.

In die 30 kilometer zitten ook nog twee redelijk stevige klimmen. Twee maal 4km aan 8%. Maar dat is zonder de bulten ervoor en erna gerekend. Hoe vlot we deze ochtend in Honningsvåg waren geraakt, zo moeilijk blijkt het in de namiddag vooruit te gaan. De spreekwoordelijke laatste loodjes kunnen letterlijk genomen worden. We zijn dan ook geweldig blij wanneer we eindelijk voorbij de laatste heuvel, de parking vol campingcars zien opduiken. Jawel. Zij die dachten dat we hier alleen op het einde van een desolate klif zouden staan, komen bedrogen uit. Hier staat een bezoekerscentrum met hotel, restaurant, café, cinema zaal en al wat je maar wilt om eens lekker de toerist uit te hangen. Het is trouwens niet het enige waar je bedrogen in kan uitkomen.



De Noordkaap is namelijk niet het meest Noordelijke punt van Europa, daar kan je op Wikipedia alles over lezen. Gelukkig wisten we dat ook allemaal voor we vertrokken en is, zoals het cliché het wil, de weg belangrijker dan de bestemming. Dat neemt niet weg dat we heel blij zijn op de bestemming te zijn aangekomen. We laten ons fotograferen bij de befaamde ijzeren wereldbol die daar staat en zien de voorbije vijf weken aan ons voorbij gaan. Wanneer we wat van de emoties bekomen zijn, gaan we informeren wanneer we de bus terug kunnen nemen naar Honningsvåg. Daar hadden we eigenlijk wat op gerekend en veel zin om de 30km nog terug te rijden hebben we niet. Die blijkt echter op zondag niet te rijden. Hoewel we dat toch al wat in ons achterhoofd hadden, is het wat een anti-climax. Eens de bestemming bereikt, en we hebben ondertussen toch alweer 90km in de benen, is het moeilijk je nog op te laden nog eens verder te rijden. Maar er zit niets anders op en we beginnen aan de terugtocht. Bien besluit fietsend te autostoppen. "Ge weet nooit.", zegt ze optimistisch. "En anders verzet het mijn zinnen." Vooral tegen het laatste argument kan ik weinig inbrengen. Tot mijn verbazing stopt er ook een auto. Een VW busje met twee jonge mannen. "Die Beinen wollen nicht mehr", leg ik hen in mijn beste Duits uit. Ze begrijpen het wel. Ze gaan ook naar Honningsvåg, maar de fiets past, gezien hun bagage niet in het busje. Ze bieden aan onze bagage mee te nemen en aan ons hotel af te zetten. Top. Dan hoeven we dat alvast niet meer mee de berg op te sleuren. Ach het zit allemaal in het hoofd en niet zozeer in de benen. Fysiek was er eigenlijk geen vuiltje aan de lucht. Tuurlijk waren we al wat vermoeid, maar we hadden al lastigere etappes gereden.

En nu dat die Duitsers onze bagage mee zouden nemen, voel ik plots de wind in de rug, terwijl Bien gehoopt had in de bus te kunnen zitten en het verschil niet echt voelt met of zonder bagage. We komen uiteindelijk iets na negen toe aan ons hotel in Honningsvåg. Daar staat onze bagage, daar staat ook de koffer voor onze fiets die de kindjes hebben opgestuurd. Dit is het echte einde van de fietsvakantie.

Gezien we in een maatschappij leven waar harde cijfers tellen, of ze nu kloppen of niet,...

We reden 2.728,4 km
Zaten 177,5 uur op het zadel
en reden dus aan een gemiddelde snelheid van 15,37 km/uur
Overbrugden 22.800 hoogtemeters
namen een kleine 20 pontjes, overzetten en ferries
de bruggen en tunnels hebben we niet geteld ;-)
aantal platte banden....0.





Dertig graden. We zijn deze nacht de poolcircel gepasseerd, maar het is tropisch warm wanneer we in Bodø aankomen. We hebben veel rust, de volle drie dagen, en een lang stuk gemotoriseerd transport achter de rug en kijken er naar uit terug op de fiets te kruipen. Het was fijn effe te bussen en te treinen. Een 300-tal km meer dan gedacht, maar ook dat is niet erg. Can’t win them all. We laden alles van de trein en begeven ons richting ferrykaai om op een boot te stappen richting Moskenes op Lofoten. Hier heeft de reisbegeleider, uw dienaar, een kleinigheid over het hoofd gezien. De overtocht duurt toch wel een volle drie uur, met vooziene aankomst rond 14u. We zien dus wel hoever we daarna nog geraken met de fiets. De overtocht is weer eens prachtig. Bij een staalbauwe hemel laveren we door allemaal kleine en wat grotere eilandjes. De aankomst op Moskenes is chaotisch. De kaai wordt heraangelegd en er is veel volk. De eerste indruk van Lofoten is geweldig.


 Bergen die uit de zee op rijzen, pitoreske dorpjes met stokvis die hangt te drogen. De weg loop langs de E10, de scenic route, hoewel, er is eigenlijk maar een baan. En dat is net een beetje het probleem. Al het verkeer moet langs die baan en Lofoten is een stuk toeristischer dan de vorige stukken van Noorwegen die we bezochten. Niet enkel Nooren, en naast de obligate Nederlanders en Duitsers veel Fransen, Zwitsers, Finnen, Zweden, zelfs redelijk wat Russen. Dat wil dus zeggen veel campingcars en caravans op de weg waarvan niet iedereen even goed rekening houdt met fietsers. Er liggen ook wat eenriching brugjes op de weg. Vervelend, want je moet iedere keer vanop een helling vertrekken. De bergen naast ons blijven indrukwekkend, met kleine sneeuwveldjes niet zo hoog boven ons. Onze route zou normaal gezien in Nusfjord een fiets ferry laten nemen naar Ballstad. Die vaart echter maar een keer per dag uit om 11u. Door mijn wat knullige planning met de ferry in Bodø lukt dat niet en moeten we onze eerste onderwatertunnel door. Ik zie het als een oefening voor de tunnels die nog zullen komen. We stoppen net voor de tunnel om ons licht aan te steken en fluohesjes aan te trekken. Er loop een voet/fietspad van een metertje breed tegen de rijrichting de tunnel in. Net wanneer we willen vertrekken, stop nog een andere fietser om een fluo laagje aan te trekken. Duidelijk een local. We vragen of ze de tunnel al eerder nam en of het klopt dat we via voetpad moeten gaan. Dat beaamt ze en maant ons aan rustig te rijden: slowly, slowly. We duiken het donker hol in. Het is best scary. Het gaat steil naar beneneden. De ventilatoren maken een intimiderend lawaai en de auto’s in tegengestelde richting komen aan hoge snelheid aangevlogen. Ook wij nemen redelijk wat vaart. We bereiken de bodem met een klop. Een put die ik niet gezien heb. We verliezen wat het evenwicht en in een poging dat te herstellen zonder van het voetpad af te wijken, schurken de fietszakken tegen de tunnelwand aan. Heel even is er wat paniek, maar we minderen vaart, het gaat ondertussen weer omhoog en vinden de rechte lijn terug. We zijn blij wannneer we terug in het zonlicht rijden. In Leknes slaan we proviand in voor de avond en de ochtend. Nog een klim en dan is het dalen naar de camping in Storfjord. De camping ligt bij een meer. 


19 graden meldt de jonge dame aan de receptie ons.  We houden het bij kijken. De tent plaatsen zijn beperkt, maar we vinden toch een min of meer plat stuk met zicht op het meer. Een wat oudere fransman aanschouwt met bewondering onze fiets. We slaan een praatje en hij excuseert zich voor het lelijk voetbal dat ze speelden. Ridderlijk aanvaard ik zijn excuses. Het is slechts voetbal, en hier in de grootsheid der Noorse natuur is het makkelijk banaliteiten te relativeren. Even dacht ik dat hij ons nog een glaasje rosé zou aanbieden, maar zo genereus blijkt hij ook weer niet te zijn. Als afsluiter wijzen we er elkaar op dat het de laatste warme dag was. Vanaf vanacht wordt regen voorspelt en wordt het 15 graden minder.  


We werden ‘s nachts al een paar keer gewekt door de regen. In een tent is het altijd moeilijk inschatten hoe hard het regent. Het lijkt altijd harder te regenen dan in realiteit. Ik kijk even op de buienradar. Binnen een uurtje zou de vlaag moeten over zijn. We besluiten dus nog een uurtje te soezebollen. Wanneer de wekker om 8 uur gaat horen we inderdaad geen regen meer op de tent. Ideaal. We drogen de tent af en laden in. Routine. Havermout en fruit zijn nog steeds het standaard ontbijt. Tegen een uur of 10 zitten we op de fiets. Om naar de camping te gaan waren we gisteren van de drukke E10 afgeweken. De route loopt nu een 30-tal kilometer langs een rustige weg aan de zuidkant van Lofoten tot we terug aansluiten bij de E10. Hoewel we droog vertrokken waren regent het ondertussen alweer een uurtje. De wind zit gelukkig mee. Na de eerste onderwater tunnel van gisteren gaan we nu onze eerste mega brug over. Om de dieper gelegen fjorden open te houden voor de scheepvaart moeten bepaalde bruggen hoog genoeg zijn. Die bruggen, eenvoudige tweevaks banen zonder fietspad, gaan stijl de hoogte in en dan dan weer even stijl de diepte in. Bien heeft last van hoogtevrees en heeft er sowieso weinig zin in. Ik heb minder last van de hoogte, maar bruggen zijn ook niet mijn forte en er staat een stevige wind, 9 meter per seconde vertelt een bord ons voor we aan de klim beginnen. We leunen een beetje tegen de wind aan en gaan verbazend vlot naar boven. In de afdaling worden we voorbij gestoken door een veel te grote campingcar. Door de terugslag van de wind zwalpen we verder naar benden. Gelukkig komen er niet direct andere auto’s achter.


We stoppen tegen 14u in Svolvær voor de lunch. Het is ondertussen gestopt met regenen, maar we zijn wel wat onderkoelt. Tijd voor een romige vissoep. Svolvær geeft een zeer toeristische indruk. Heel veel tijd om rond te slenteren hebben we niet want in Fiskebøl, alweer een dikke 30km verder moeten we om 17u30 de ferry op naar Melbu op het volgende eiland. De zon is er zelfs terug doorgekomen en de wind zit mee. Het laatste eind naar Stokmarknes valt dus zeer goed mee. Er is beduidend minder verkeer. De bergen zij hier ook minder hoog en liggen een paar honderd meter van de kust waardoor er wat meer landbouw mogelijk is. Bij het binnen rijden van Stokmarknes zien we wat ons de volgende dag te wachten staat. Alweer een mega brug. Wannneer ik later die avond de gids er op na lees, blijken er nog twee zo’n kanjers langs het traject voor morgen te liggen. We draaien af naar de eerst aangeduide camping. Die blijkt wat buiten het stadje te liggen, voorbij een klimmetje. Eentje om het af te leren. De camping ziet er op het eerste zicht wat verpauperd uit, maar voor €10, ongelimiteerd warm douchen en na wat verder kijken een spiksplinternieuwe Ikea keuken kunnen we uiteindelijk niet klagen. Zeker niet naar Noorse normen. Ondanks alle horror verhalen over insecten in het noorden is dit de eerste plaats waar we last hebben van de muggen. Van het moment dat we het grasveld betreden vallen onze blote onderbenen ten prooi van de monsters. De regen van vandaag zal daar wel voor iets tussen zitten. Ik kijk naar het weerbericht voor morgen en zie voor het eerst dat hier de zon niet meer op of ondergaat. Verder wordt er terug mooi weer voorspeld, wel wat meer voor boven de poolcirkel aangepaste temperaturen van 12-15 graden. Ik sta om twee uur ‘s nachts op voor een kleine behoefte en sta onder een staalblauwe hemel met een, zo lijkt het, ver gevorderde ochtend zon. Bevreemdend. Wanneer ik in de tent kruip doe ik mijn ooglappen aan en val terug in een diepe slaap. 

Na de ochtend rituelen kijken we toch eerst eens rond om in Stokmarknes de banden op te pompen. De bandenwissel in Trondheim was een goede zaak, maar we hebben het gevoel dat er wat te weinig spanning op staat en met het kleine pompje dat we mee hebben, is het niet zo makkelijk de juiste druk te zetten. Gelukkig is er een lokale sportwinkel met redelijke fietsafdeling. We vragen vriendelijk of ze ons wat lucht willen verkopen en dat blijkt geen probleem. We rollen de tandem de winkel binnen en de jonge dame van dienst vraagt me hoe hard ze de banden mag opblazen. Terwijl ik even twijfel om een gevat antwoord te verzinnen kijk ik naar de meter van de compressor en daar blijkt de naald die de druk moet aageven gewoon los in te bengelen. Ik kijk even naar de meter en ze lacht gegeneerd. Op het gevoel dan maar. Met verse lucht in de banden beginnen we aan onze eerste brug van de dag. 


Ondanks het geweldige zicht dat je ongetwijfeld boven hebt, zijn onze ogen gefocussed op de baan of de pedalen onder ons. Daarna gaat het verder richting Sortland. Het is nog te vroeg voor de lunch, maar gezien er minstens de volgende 40km geen winkels meer op de kaart de staan, slaan we toch eten in. Bij het buiten rijden via Sortland is brug twee aan de beurt. Die eindigt jammer genoeg op een T-splitsing waardoor we geen gebruik kunnen maken van de snelheid van de afdaling. 




Men werkt duidelijk aan betere fiets voorzieningen. Een aantal kilomter voor het binnerijden van de bewoonde wereld zijn er nu fietspaden of is men er aan het aanleggen. Voor de gemiddlede groene jongen mag dat dan wel de logica zelve lijken, het is minder evident als je bedankt dat je hier heel weinig fietsers ziet en dat de zomer hier maar een maand of drie-vier duurt. Ik denk niet dat het in de winter hier zo makkelijk fietsen is. Maar we klagen niet, integendeel. We rijden over een stuk speciaal voor ons vers aangelegd stukje asfalt. En ook hier veranderd het landschap weer een beetje. We komen wat meer in moeras land terecht. De weg loopt glooiend door met rotsen bezaaid mos en heide planten. De wind zit wat meer op de kop. Het is duidelijk koeler dan een paar dagen geleden. Wannneer we langs een bushokje passeren zit een koppel fietsers een beetje verkleumd hun middageten te verorberen. Wij besluiten stilaan hetzelfde te doen maar zoeken ons twee rotsen uit tussen de heideplanten. Alweer lunch with a view. 


Het windje nemen we er graag bij. Na de innerlijke man en vrouw terug te hebben versterkt zetten we terug aan. We passeren opnieuw een koppel fietsers dat we terwijl we aan het eten hadden ziet halt houden in de buurt van waar we zaten. We schatten ze in de vijftig. Hun fietsen lijken me geweldig slecht en en veel te zwaar gepakt. De vrouw rijdt, zoals dat hoort op een gewone fiets een kleine kilometer achter de man. Wat zijn we blij met onze tandem. Na een uurtje of twee moerasland, zijn we wel weer klaar voor iets anders. We worden op onze wenken bediend, want onze derde brug van de dag komt in zicht. Ik vrees de wind een beetje. De baan neemt namelijk een bocht en ik vrees dat we een felle zijwind zullen hebben op de weg naar boven. Gelukkig is de bocht iets scherper dan ik had ingeschat en krijgen we zelfs een duwtje in de rug op de weg naar boven. We zijn opgelucht als we terug beneden zijn. Gedaan met bruggen voor een tijdje, klaar voor het laatste stuk van de dag langs de naar het schijnt prachtige westkust van het eiland. 





De baan is in elk geval al een stuk rustiger en we zitten beschut van de wind achter de berg die het eiland in twee deelt. Het is hier inderdaad prachtig. Kleine dorpjes langs witte stranden en af en toe een rotsformatie die de zee breekt. We stoppen even voor een kleine strandwandeling. We hebben ondertussen weer meer dan honderd kilometer in de benen en het begint moeizamer te gaan. De gids had aangegeven dat hier geen wnikels meer waren, maar we komen er toch nog eentje tegen. We kunnen het degusteren van onze trekking maaltijd dus nog wat uitstellen en eten vanavond spagetti saus. De volgende camping is echter nog twintig kilometer verder, dus trappen we gedwee verder. De laatste twee kilometer lijken weer twee uur te duren. 


De bescherming van de berg is ondertussen weg en we rijden langs een prachtige kust met de wind op kop. De camping ligt aan een strand. Zee en zand aan de ene kant, meer en bergen aan de andere kant van het terrein. Het is een uur of negen, maar aan het licht te zien lijkt het ergens in de late namiddag. Geweldig.



Bien blijft lang weg van haar toilet bezoek. Op de weg ernaartoe werd ze aangeklampt door de ene helft van een Nederlands koppel, op het toilet zelf door de andere helft. Zelf zijn ze op Tromsø gevlogen en hebben daar een mobilhome gehuurd om dan Lofoten en omliggende eilanden te verkennen. Daar hadden ze ons blijkbaar al zien rijden. Ze zijn er gevlucht op zoek naar wat minder toeristen en wat eer rust. Iets wat ze hier zeker vinden. We kunnen het deze ochtend redelijk op het gemak doen. We hebben een ferry te halen om 13u, 22km verder in Andenes. Iets voor eleven zetten we uiteindelijk aan. De 120km van gisteren zitten in de benen en in het hoofd. We rijden langs het Andøya Space Center. Een bezoekje waard, bij onze terugkeer naar Noorwegen. Met de ferry in Andenes verlaten we Andøya en gaan we naar Senja, nog een verborgen pareltje in de eilandengroep. Er staat wel meer klimmen en wat meer tunnels op het programma. Het Nederlands koppel had ons wel al aangegeven dat in tegenstelling tot de andere eilanden, de tunnels hier iets fietsvriendelijker zijn. Enkele tientallen meters voor het binnen rijden van elke tunnel staat een knop waarmee je kan aangeven dat zich een fietser in de tunnel bevindt. 




Daarnaast staat ook een brievenbus met daarin fluohesjes. Prettig geregeld dus. De rijervaring in de tunnels is zeer verschillend. Sommigen zijn net vernieuwd, anderen zijn duidelijk aan vernieuwing toe. Meer dan 2km valsplat omhoog in een slecht verlichte tunnel met hier en daar een versmalling, is ook net iets anders dan 500m naar beneden. Broekschijters als we zijn, zijn we weeral blij met twee op de fiets te mogen zitten om ons door de grotten te begeven. We hebben ook nog een klim voor de boeg. 4km, gemiddeld 8%. Het begint direct heel stijl en we schakelen snel naar de laagste versnelling. Het is warm en windstil. Binnen de kortste keren hebben we een hele zwerm vliegen en andere insecten rond ons. Die blijven ons de volledige drie kwartier gezelschap houden. Het klimmen is lastig, maar de beesten rond je hoofd of op je benen, is als psychologische oorlogsvoering. Op de stijlere stukken moet ik door mijn tanden ademen om zeker te zijn dat ik geen vliegen binnen zuig. Wanneer we eindelijk boven zijn, willen we zo snel mogelijk naar beneden, dus van even op adem komen is er geen sprake, we duiken meteen een lange tunnel de afdaling in. Het temperatuurverschil is groot. We hadden beter een windstopper aangedaan. Het gaat stijl naar beneden, ook als we de tunnel uitkomen. We lijken wel in een andere wereld terecht gekomen. Van de blakende zon van daarnet is plots geen spoor meer. Het is ronduit koud. Gelukkig is er halverwege de afdaling een uitzichtpunt met parking waar we even kunnen stoppen. Van de inspanning tijdens de klim, naar totale stilstand en koude in de afdaling zijn onze spieren totaal verkrampt. Het zicht is echter wel weer adembenemend. 




We komen even op onze plooien en zetten wat beter gekleed verder de afdaling in. De wolken, de bergen en de verborgen zon zorgen voor een schitterend licht spektakel. De bedoeling was zo ver mogelijk door te rijden op Senja, om zo dicht mogelijk bij de volgende ferrykaai te komen. We zien echter een bordje “Skaland” met een bedje naast. Ik bestudeer de kaart en zie dat als we morgen niet te laat op staan, we diezelfde ferry ook nog wel halen. Dat bedje is van ons. Wanneer we bij het hotel aankomen, blijkt het natuurlijk volgeboekt. De eigenares belt naar een bevriend etablissement een paar kilometer verderop. Dat staat noch in de gids, noch op Goolge aangegeven, maar daar hebben ze wel plaats. Nog een tunnel door en we komen aan het dropje waar we moeten zijn. Aan een baai is een oude visfabriek recent omgetoverd tot “The Fat Cod” Restaurant en Camp. Een camp is blijkbaar het Noord Noorse idee van een camping, maar is eigenlijk een soort hostel. Een kamer, met gedeeld sanitair en keuken. Het wordt schijnbaar voornamelijk gebruikt door vissers en je kan hier dus ook bootjes huren. De setting is 1000 maal charmanter dan het wat verlaten dorp waar het vorig hotel lag. We zijn met ons gat in de vis met botersaus gevallen en die laten we ons samen met een flesje witte wijn ook ongelofelijk smaken. Bovendien is het ondertussen beginnen regenen. Het geeft dan altijd extra voldoening om warm en droog te zitten.





We staan om 6uur op. We mochten gisteren de overschot van de wafeldeeg uit het restaurant opbakken. Samen met de confituur die we “gebruiken” van de andere gasten laten we ons de wafels smaken. Het fjord ligt onder een wolken dekentje. Het is helder tot op een meter of 50. Daar ligt de wolken lijn.. Soms klimmen we tot net er tegen, maar we zitten nooit echt in de mist. Het is op Senja nog rustiger als op Andøja. De kust is minder spectaculair, maar als wandelgebied zeker een aanrader. Met alle zekerheden die we ingebouwd hadden komen we veel te vroeg aan in Botnhamn waar de ferry ons verder richting Tromsø moet brengen. Het is bovendien zondag. Dat betekend dat in godvergeten dorpen als deze, de lokale winkel niet open is. We zijn dan ook blij als de ferry eindelijk in zicht is. Het ad valvas aan de ferrykaai had reeds aangegeven dat de kiosk, de cafetaria op de boot open is for business. Hoewel de wafels hebben gesmaakt, was het toch niet echt een volwaardige maaltijd om een inspanning aan te knopen. De kiosk heeft biedt qua voedzaamheid, niet veel betere alternatieven. Het worden dus Hot Dogs. 


Het had bijna even goed echte biefstuk met bearnaise kunnen zijn, zo ongelofelijk smaken ze ons. De ferry brengt ons naar het eiland Kvaløya. Dat is op haar beurt met bruggen gelinkt met Tromsøya, het eiland waar Tromsø op ligt. Het ligt misschien een beetje aan het overtrokken weer, maar het is een wat saaier stuk. We werken nog een klim af. De weersomstandigheden zitten beter mee als gisteren, koel en bewolkt, en vooral geen insecten op de weg naar boven en wanneer we de top bereiken komt de zon erdoor. 





We rijden nog wat glooiend over de hoogvlakte om de afdaling in te zetten. Op een twintig-tal kilometer van Tromsø rijden we de voorsteden binnen. Aan de luchthaven moeten we toch nog een mega brug over. We rijden door tot aan de camping en besluiten voor een “hut” te gaan in plaats van de tent op te stellen. Het weer is wisselvallig en er wordt regen voorspeld. Ondanks het feit dat ons tentje eigenlijk wel comfortabel is, is het op een stadscamping een stuk minder charmant. In het centrum van Tromsø vinden we nog een winkeltje open. We brengen een blitzbezoek aan de stad om inkopen te doen en gaan terug naar de camping om eten klaar te maken en de was te doen. We besluiten de rustdag van morgen deels te skippen en toch een 50 kilometer te rijden. Ondanks de weinig charmante setting, genieten we van het diner in ons huisje. We verdedigen redelijk goed ons plaats aan de wasmachine en iets na middernacht kruipen we in bed. Klaar voor het laatste deel van de reis. Nog een 600 kilometer.