Bergen die uit de zee op rijzen, pitoreske dorpjes met stokvis die hangt te drogen. De weg loop langs de E10, de scenic route, hoewel, er is eigenlijk maar een baan. En dat is net een beetje het probleem. Al het verkeer moet langs die baan en Lofoten is een stuk toeristischer dan de vorige stukken van Noorwegen die we bezochten. Niet enkel Nooren, en naast de obligate Nederlanders en Duitsers veel Fransen, Zwitsers, Finnen, Zweden, zelfs redelijk wat Russen. Dat wil dus zeggen veel campingcars en caravans op de weg waarvan niet iedereen even goed rekening houdt met fietsers. Er liggen ook wat eenriching brugjes op de weg. Vervelend, want je moet iedere keer vanop een helling vertrekken. De bergen naast ons blijven indrukwekkend, met kleine sneeuwveldjes niet zo hoog boven ons. Onze route zou normaal gezien in Nusfjord een fiets ferry laten nemen naar Ballstad. Die vaart echter maar een keer per dag uit om 11u. Door mijn wat knullige planning met de ferry in Bodø lukt dat niet en moeten we onze eerste onderwatertunnel door. Ik zie het als een oefening voor de tunnels die nog zullen komen. We stoppen net voor de tunnel om ons licht aan te steken en fluohesjes aan te trekken. Er loop een voet/fietspad van een metertje breed tegen de rijrichting de tunnel in. Net wanneer we willen vertrekken, stop nog een andere fietser om een fluo laagje aan te trekken. Duidelijk een local. We vragen of ze de tunnel al eerder nam en of het klopt dat we via voetpad moeten gaan. Dat beaamt ze en maant ons aan rustig te rijden: slowly, slowly. We duiken het donker hol in. Het is best scary. Het gaat steil naar beneneden. De ventilatoren maken een intimiderend lawaai en de auto’s in tegengestelde richting komen aan hoge snelheid aangevlogen. Ook wij nemen redelijk wat vaart. We bereiken de bodem met een klop. Een put die ik niet gezien heb. We verliezen wat het evenwicht en in een poging dat te herstellen zonder van het voetpad af te wijken, schurken de fietszakken tegen de tunnelwand aan. Heel even is er wat paniek, maar we minderen vaart, het gaat ondertussen weer omhoog en vinden de rechte lijn terug. We zijn blij wannneer we terug in het zonlicht rijden. In Leknes slaan we proviand in voor de avond en de ochtend. Nog een klim en dan is het dalen naar de camping in Storfjord. De camping ligt bij een meer.
19 graden meldt de jonge dame aan de receptie ons. We houden het bij kijken. De tent plaatsen zijn beperkt, maar we vinden toch een min of meer plat stuk met zicht op het meer. Een wat oudere fransman aanschouwt met bewondering onze fiets. We slaan een praatje en hij excuseert zich voor het lelijk voetbal dat ze speelden. Ridderlijk aanvaard ik zijn excuses. Het is slechts voetbal, en hier in de grootsheid der Noorse natuur is het makkelijk banaliteiten te relativeren. Even dacht ik dat hij ons nog een glaasje rosé zou aanbieden, maar zo genereus blijkt hij ook weer niet te zijn. Als afsluiter wijzen we er elkaar op dat het de laatste warme dag was. Vanaf vanacht wordt regen voorspelt en wordt het 15 graden minder.





















We werden ‘s nachts al een paar keer gewekt door de regen. In een tent is het altijd moeilijk inschatten hoe hard het regent. Het lijkt altijd harder te regenen dan in realiteit. Ik kijk even op de buienradar. Binnen een uurtje zou de vlaag moeten over zijn. We besluiten dus nog een uurtje te soezebollen. Wanneer de wekker om 8 uur gaat horen we inderdaad geen regen meer op de tent. Ideaal. We drogen de tent af en laden in. Routine. Havermout en fruit zijn nog steeds het standaard ontbijt. Tegen een uur of 10 zitten we op de fiets. Om naar de camping te gaan waren we gisteren van de drukke E10 afgeweken. De route loopt nu een 30-tal kilometer langs een rustige weg aan de zuidkant van Lofoten tot we terug aansluiten bij de E10. Hoewel we droog vertrokken waren regent het ondertussen alweer een uurtje. De wind zit gelukkig mee. Na de eerste onderwater tunnel van gisteren gaan we nu onze eerste mega brug over. Om de dieper gelegen fjorden open te houden voor de scheepvaart moeten bepaalde bruggen hoog genoeg zijn. Die bruggen, eenvoudige tweevaks banen zonder fietspad, gaan stijl de hoogte in en dan dan weer even stijl de diepte in. Bien heeft last van hoogtevrees en heeft er sowieso weinig zin in. Ik heb minder last van de hoogte, maar bruggen zijn ook niet mijn forte en er staat een stevige wind, 9 meter per seconde vertelt een bord ons voor we aan de klim beginnen. We leunen een beetje tegen de wind aan en gaan verbazend vlot naar boven. In de afdaling worden we voorbij gestoken door een veel te grote campingcar. Door de terugslag van de wind zwalpen we verder naar benden. Gelukkig komen er niet direct andere auto’s achter.
We stoppen tegen 14u in Svolvær voor de lunch. Het is ondertussen gestopt met regenen, maar we zijn wel wat onderkoelt. Tijd voor een romige vissoep. Svolvær geeft een zeer toeristische indruk. Heel veel tijd om rond te slenteren hebben we niet want in Fiskebøl, alweer een dikke 30km verder moeten we om 17u30 de ferry op naar Melbu op het volgende eiland. De zon is er zelfs terug doorgekomen en de wind zit mee. Het laatste eind naar Stokmarknes valt dus zeer goed mee. Er is beduidend minder verkeer. De bergen zij hier ook minder hoog en liggen een paar honderd meter van de kust waardoor er wat meer landbouw mogelijk is. Bij het binnen rijden van Stokmarknes zien we wat ons de volgende dag te wachten staat. Alweer een mega brug. Wannneer ik later die avond de gids er op na lees, blijken er nog twee zo’n kanjers langs het traject voor morgen te liggen. We draaien af naar de eerst aangeduide camping. Die blijkt wat buiten het stadje te liggen, voorbij een klimmetje. Eentje om het af te leren. De camping ziet er op het eerste zicht wat verpauperd uit, maar voor €10, ongelimiteerd warm douchen en na wat verder kijken een spiksplinternieuwe Ikea keuken kunnen we uiteindelijk niet klagen. Zeker niet naar Noorse normen. Ondanks alle horror verhalen over insecten in het noorden is dit de eerste plaats waar we last hebben van de muggen. Van het moment dat we het grasveld betreden vallen onze blote onderbenen ten prooi van de monsters. De regen van vandaag zal daar wel voor iets tussen zitten. Ik kijk naar het weerbericht voor morgen en zie voor het eerst dat hier de zon niet meer op of ondergaat. Verder wordt er terug mooi weer voorspeld, wel wat meer voor boven de poolcirkel aangepaste temperaturen van 12-15 graden. Ik sta om twee uur ‘s nachts op voor een kleine behoefte en sta onder een staalblauwe hemel met een, zo lijkt het, ver gevorderde ochtend zon. Bevreemdend. Wanneer ik in de tent kruip doe ik mijn ooglappen aan en val terug in een diepe slaap.
Na de ochtend rituelen kijken we toch eerst eens rond om in Stokmarknes de banden op te pompen. De bandenwissel in Trondheim was een goede zaak, maar we hebben het gevoel dat er wat te weinig spanning op staat en met het kleine pompje dat we mee hebben, is het niet zo makkelijk de juiste druk te zetten. Gelukkig is er een lokale sportwinkel met redelijke fietsafdeling. We vragen vriendelijk of ze ons wat lucht willen verkopen en dat blijkt geen probleem. We rollen de tandem de winkel binnen en de jonge dame van dienst vraagt me hoe hard ze de banden mag opblazen. Terwijl ik even twijfel om een gevat antwoord te verzinnen kijk ik naar de meter van de compressor en daar blijkt de naald die de druk moet aageven gewoon los in te bengelen. Ik kijk even naar de meter en ze lacht gegeneerd. Op het gevoel dan maar. Met verse lucht in de banden beginnen we aan onze eerste brug van de dag.
Ondanks het geweldige zicht dat je ongetwijfeld boven hebt, zijn onze ogen gefocussed op de baan of de pedalen onder ons. Daarna gaat het verder richting Sortland. Het is nog te vroeg voor de lunch, maar gezien er minstens de volgende 40km geen winkels meer op de kaart de staan, slaan we toch eten in. Bij het buiten rijden via Sortland is brug twee aan de beurt. Die eindigt jammer genoeg op een T-splitsing waardoor we geen gebruik kunnen maken van de snelheid van de afdaling.
Men werkt duidelijk aan betere fiets voorzieningen. Een aantal kilomter voor het binnerijden van de bewoonde wereld zijn er nu fietspaden of is men er aan het aanleggen. Voor de gemiddlede groene jongen mag dat dan wel de logica zelve lijken, het is minder evident als je bedankt dat je hier heel weinig fietsers ziet en dat de zomer hier maar een maand of drie-vier duurt. Ik denk niet dat het in de winter hier zo makkelijk fietsen is. Maar we klagen niet, integendeel. We rijden over een stuk speciaal voor ons vers aangelegd stukje asfalt. En ook hier veranderd het landschap weer een beetje. We komen wat meer in moeras land terecht. De weg loopt glooiend door met rotsen bezaaid mos en heide planten. De wind zit wat meer op de kop. Het is duidelijk koeler dan een paar dagen geleden. Wannneer we langs een bushokje passeren zit een koppel fietsers een beetje verkleumd hun middageten te verorberen. Wij besluiten stilaan hetzelfde te doen maar zoeken ons twee rotsen uit tussen de heideplanten. Alweer lunch with a view.
Het windje nemen we er graag bij. Na de innerlijke man en vrouw terug te hebben versterkt zetten we terug aan. We passeren opnieuw een koppel fietsers dat we terwijl we aan het eten hadden ziet halt houden in de buurt van waar we zaten. We schatten ze in de vijftig. Hun fietsen lijken me geweldig slecht en en veel te zwaar gepakt. De vrouw rijdt, zoals dat hoort op een gewone fiets een kleine kilometer achter de man. Wat zijn we blij met onze tandem. Na een uurtje of twee moerasland, zijn we wel weer klaar voor iets anders. We worden op onze wenken bediend, want onze derde brug van de dag komt in zicht. Ik vrees de wind een beetje. De baan neemt namelijk een bocht en ik vrees dat we een felle zijwind zullen hebben op de weg naar boven. Gelukkig is de bocht iets scherper dan ik had ingeschat en krijgen we zelfs een duwtje in de rug op de weg naar boven. We zijn opgelucht als we terug beneden zijn. Gedaan met bruggen voor een tijdje, klaar voor het laatste stuk van de dag langs de naar het schijnt prachtige westkust van het eiland.
De baan is in elk geval al een stuk rustiger en we zitten beschut van de wind achter de berg die het eiland in twee deelt. Het is hier inderdaad prachtig. Kleine dorpjes langs witte stranden en af en toe een rotsformatie die de zee breekt. We stoppen even voor een kleine strandwandeling. We hebben ondertussen weer meer dan honderd kilometer in de benen en het begint moeizamer te gaan. De gids had aangegeven dat hier geen wnikels meer waren, maar we komen er toch nog eentje tegen. We kunnen het degusteren van onze trekking maaltijd dus nog wat uitstellen en eten vanavond spagetti saus. De volgende camping is echter nog twintig kilometer verder, dus trappen we gedwee verder. De laatste twee kilometer lijken weer twee uur te duren.
De bescherming van de berg is ondertussen weg en we rijden langs een prachtige kust met de wind op kop. De camping ligt aan een strand. Zee en zand aan de ene kant, meer en bergen aan de andere kant van het terrein. Het is een uur of negen, maar aan het licht te zien lijkt het ergens in de late namiddag. Geweldig.
Bien blijft lang weg van haar toilet bezoek. Op de weg ernaartoe werd ze aangeklampt door de ene helft van een Nederlands koppel, op het toilet zelf door de andere helft. Zelf zijn ze op Tromsø gevlogen en hebben daar een mobilhome gehuurd om dan Lofoten en omliggende eilanden te verkennen. Daar hadden ze ons blijkbaar al zien rijden. Ze zijn er gevlucht op zoek naar wat minder toeristen en wat eer rust. Iets wat ze hier zeker vinden. We kunnen het deze ochtend redelijk op het gemak doen. We hebben een ferry te halen om 13u, 22km verder in Andenes. Iets voor eleven zetten we uiteindelijk aan. De 120km van gisteren zitten in de benen en in het hoofd. We rijden langs het Andøya Space Center. Een bezoekje waard, bij onze terugkeer naar Noorwegen. Met de ferry in Andenes verlaten we Andøya en gaan we naar Senja, nog een verborgen pareltje in de eilandengroep. Er staat wel meer klimmen en wat meer tunnels op het programma. Het Nederlands koppel had ons wel al aangegeven dat in tegenstelling tot de andere eilanden, de tunnels hier iets fietsvriendelijker zijn. Enkele tientallen meters voor het binnen rijden van elke tunnel staat een knop waarmee je kan aangeven dat zich een fietser in de tunnel bevindt.
Daarnaast staat ook een brievenbus met daarin fluohesjes. Prettig geregeld dus. De rijervaring in de tunnels is zeer verschillend. Sommigen zijn net vernieuwd, anderen zijn duidelijk aan vernieuwing toe. Meer dan 2km valsplat omhoog in een slecht verlichte tunnel met hier en daar een versmalling, is ook net iets anders dan 500m naar beneden. Broekschijters als we zijn, zijn we weeral blij met twee op de fiets te mogen zitten om ons door de grotten te begeven. We hebben ook nog een klim voor de boeg. 4km, gemiddeld 8%. Het begint direct heel stijl en we schakelen snel naar de laagste versnelling. Het is warm en windstil. Binnen de kortste keren hebben we een hele zwerm vliegen en andere insecten rond ons. Die blijven ons de volledige drie kwartier gezelschap houden. Het klimmen is lastig, maar de beesten rond je hoofd of op je benen, is als psychologische oorlogsvoering. Op de stijlere stukken moet ik door mijn tanden ademen om zeker te zijn dat ik geen vliegen binnen zuig. Wanneer we eindelijk boven zijn, willen we zo snel mogelijk naar beneden, dus van even op adem komen is er geen sprake, we duiken meteen een lange tunnel de afdaling in. Het temperatuurverschil is groot. We hadden beter een windstopper aangedaan. Het gaat stijl naar beneden, ook als we de tunnel uitkomen. We lijken wel in een andere wereld terecht gekomen. Van de blakende zon van daarnet is plots geen spoor meer. Het is ronduit koud. Gelukkig is er halverwege de afdaling een uitzichtpunt met parking waar we even kunnen stoppen. Van de inspanning tijdens de klim, naar totale stilstand en koude in de afdaling zijn onze spieren totaal verkrampt. Het zicht is echter wel weer adembenemend.
We komen even op onze plooien en zetten wat beter gekleed verder de afdaling in. De wolken, de bergen en de verborgen zon zorgen voor een schitterend licht spektakel. De bedoeling was zo ver mogelijk door te rijden op Senja, om zo dicht mogelijk bij de volgende ferrykaai te komen. We zien echter een bordje “Skaland” met een bedje naast. Ik bestudeer de kaart en zie dat als we morgen niet te laat op staan, we diezelfde ferry ook nog wel halen. Dat bedje is van ons. Wanneer we bij het hotel aankomen, blijkt het natuurlijk volgeboekt. De eigenares belt naar een bevriend etablissement een paar kilometer verderop. Dat staat noch in de gids, noch op Goolge aangegeven, maar daar hebben ze wel plaats. Nog een tunnel door en we komen aan het dropje waar we moeten zijn. Aan een baai is een oude visfabriek recent omgetoverd tot “The Fat Cod” Restaurant en Camp. Een camp is blijkbaar het Noord Noorse idee van een camping, maar is eigenlijk een soort hostel. Een kamer, met gedeeld sanitair en keuken. Het wordt schijnbaar voornamelijk gebruikt door vissers en je kan hier dus ook bootjes huren. De setting is 1000 maal charmanter dan het wat verlaten dorp waar het vorig hotel lag. We zijn met ons gat in de vis met botersaus gevallen en die laten we ons samen met een flesje witte wijn ook ongelofelijk smaken. Bovendien is het ondertussen beginnen regenen. Het geeft dan altijd extra voldoening om warm en droog te zitten.
We staan om 6uur op. We mochten gisteren de overschot van de wafeldeeg uit het restaurant opbakken. Samen met de confituur die we “gebruiken” van de andere gasten laten we ons de wafels smaken. Het fjord ligt onder een wolken dekentje. Het is helder tot op een meter of 50. Daar ligt de wolken lijn.. Soms klimmen we tot net er tegen, maar we zitten nooit echt in de mist. Het is op Senja nog rustiger als op Andøja. De kust is minder spectaculair, maar als wandelgebied zeker een aanrader. Met alle zekerheden die we ingebouwd hadden komen we veel te vroeg aan in Botnhamn waar de ferry ons verder richting Tromsø moet brengen. Het is bovendien zondag. Dat betekend dat in godvergeten dorpen als deze, de lokale winkel niet open is. We zijn dan ook blij als de ferry eindelijk in zicht is. Het ad valvas aan de ferrykaai had reeds aangegeven dat de kiosk, de cafetaria op de boot open is for business. Hoewel de wafels hebben gesmaakt, was het toch niet echt een volwaardige maaltijd om een inspanning aan te knopen. De kiosk heeft biedt qua voedzaamheid, niet veel betere alternatieven. Het worden dus Hot Dogs.
Het had bijna even goed echte biefstuk met bearnaise kunnen zijn, zo ongelofelijk smaken ze ons. De ferry brengt ons naar het eiland Kvaløya. Dat is op haar beurt met bruggen gelinkt met Tromsøya, het eiland waar Tromsø op ligt. Het ligt misschien een beetje aan het overtrokken weer, maar het is een wat saaier stuk. We werken nog een klim af. De weersomstandigheden zitten beter mee als gisteren, koel en bewolkt, en vooral geen insecten op de weg naar boven en wanneer we de top bereiken komt de zon erdoor.
We rijden nog wat glooiend over de hoogvlakte om de afdaling in te zetten. Op een twintig-tal kilometer van Tromsø rijden we de voorsteden binnen. Aan de luchthaven moeten we toch nog een mega brug over. We rijden door tot aan de camping en besluiten voor een “hut” te gaan in plaats van de tent op te stellen. Het weer is wisselvallig en er wordt regen voorspeld. Ondanks het feit dat ons tentje eigenlijk wel comfortabel is, is het op een stadscamping een stuk minder charmant. In het centrum van Tromsø vinden we nog een winkeltje open. We brengen een blitzbezoek aan de stad om inkopen te doen en gaan terug naar de camping om eten klaar te maken en de was te doen. We besluiten de rustdag van morgen deels te skippen en toch een 50 kilometer te rijden. Ondanks de weinig charmante setting, genieten we van het diner in ons huisje. We verdedigen redelijk goed ons plaats aan de wasmachine en iets na middernacht kruipen we in bed. Klaar voor het laatste deel van de reis. Nog een 600 kilometer.
0 comments:
Post a Comment