Die Sonne scheint auch draußen bei hotel Sonne in Ashbach. We zetten aan tegen 9u30, en de zon geeft al van Jetje. Het onweer van gisteren heeft de temperatuur wat doen dalen, maar het wordt weer bakken. De Donau is breed. We passeren eerst nog de Ottensheim-Wilhering dam daarna gaat het richting Linz. We steken even de rivier over voor een kort stadsbezoek. We zijn uit het oog verloren dat het zaterdag is. Het is druk in de stad. Veel shoppers. Wij zijn niet echt de mood, gaan nog tot aan de Dom en kiezen dat terug het hazepad. Een uitgebreid bezoek aan Linz zal voor een andere keer zijn.
Wat verder ligt Enns. Het moet als oudste stad van Oostenrijk een hoogtepunt zijn op de tocht. De route leidt ons echter via een industrieel terrein dat ons lijkt voor te bereiden op de verdere reis in Roemenië. Een blik op de kaart maakt ons ook niet veel wijzer. Dan maar verder richting Mauthausen. Daarvoor nemen we eerst nog een pondje. Stilaan wordt het dal terug wat smaller, maar het is pas echt vanaf Dornach dat de omgeving terug idyllischer wordt. We houden nog even halt bij Manuela voor een Eiskafee en rijden tot Ybbs. We hebben toch weer 115km afgelegd.
Gasthof Mang heeft nog een kamer vrij. Dat is verwonderlijk gezien er een trouwerij aan de gang is. De lederhosen en accordeons zijn alomtegenwoordig. De sfeer zit er goed in. Na het diner zoeken we rustige oorden op om nog een ijsje te eten. Google leidt ons in de richting van Dani’s Milchbar. Er staan inderdaad menu kaartjes met ijscoupes op de tafeltjes, maar verder wordt het terras bevolkt door luidruchtige bovenlijf ontblootte mannen. Bien wordt aangetrokken door een labrador die haar enthusiast verwelkomt. We hebben de tijd niet om te overwegen wat we gaan doen. We worden onmiddellijk aangesproken door een jonge vrouw, baasje van de hond, die deel uitmaakt van het groepje. Ze is beschonken en wanneer ze verneemt dat we Belgisch zijn haalt ze haar beste Frans boven. Ze is Roemeens en heeft nog in Frankrijk gewoond. Wat volgt is een chaotische monoloog over haar leven in het Frans, Duits en Engels doorkruist met een telefoongesprek naar een vriendin die ze laat weten dat wanneer ze nog bier wil, ze het zelf zal moeten komen halen. Haar echtgenoot, weet je nog, ontbloot bovenlijf en tevens ontdaan van een voortand, maant haar aan om zich terug bij de groep te vervoegen. “Jullie zijn saai, deze mensen zijn veel interessanter en ze spreken Frans”. De New Kid waar de Roemeense haar hart aan verloor is vrachtwagen chauffeur op de lijn Roemenië-Nederland. Hij was wel eens in België. Het land van pommes en chocola, oh ja en Dutroux. “Een echt saai land met slecht bier”. Het daagt me hoe hij waarschijnlijk zijn tand verloor: op een goedkope manier ruzie zoeken. Het doet ons weinig. We glimlachen en werken ons ijscoupe naar binnen. Rondom ons neemt het tumult verder toe. We slagen er verbazend vlot in om het terras zonder kleerscheuren te verlaten. Wanneer we aan het hotel aankomen, komen de trouwers, begeleid door accordeons, net buiten. We trekken de deur van de kamer dicht en zuchten de chaos even weg.
We hebben lang getwijfeld of over Wenen zouden rijden. De route gaat er door, maar we hebben lang gedacht de grootstad te vermijden. We hebben echter nog geen alternative transport middelen gebruikt sinds ons vertrek en nu lijkt het plots wel een leuk idee om tot in Wenen te rijden. De uitdaging: Wenen ligt langs de route op een kleine 150km van Ybbs. Die afstand hebben we nog nooit afgelegd met de fiets, maar we gaan ervoor. Eerst gaat het naar Melk, de witte motor, een bezoek aan het klooster is voor wanneer we met de camper hier passeren. Dan rijden we door Wachau “, een mooie wijnstreek. We maken een praatje met Franse vakantie fietsers. Gepensioneerden. Ook zij gaan richting Zwarte Zee, maar hebben alle tijd van de wereld. We hopen op onze pensioen gerechtigde leeftijd ook nog zo te kunnen reizen. Eens Krems voorbij wordt het terug een fietsostrade. We steken goed door en maken mooie vooruitgang. De laatste 20 kilometer zijn dan weer een stuk afwisselender en zo goed als tot aan het centrum rijden we op een apart fietspad ver van de auto’s. Het is met de klokken van 8u dat we het Domsplein bereiken. We did it. Het is steeds weer aanpassen wanneer we in de stad komen. Door het mooie Wenen banen we ons een weg naar ons hotel.
Nu we Wenen bereikt hebben, komt er een onvermijdelijk stuk met de trein. De volledige route is meer dan 3000km. Dat is weinig realistisch binnen de tijd die we hebben. We besluiten naar de grens tussen Hongarije en Roemenië te treinen: Gyula. We doen tussen het douchen en ontbijt door nog de was in een nabijgelegen wasserette en gaan dan de trein op naar Budapest. We hebben geluk. Het is een comfortable Oostenrijkse trein met airco. Het wordt een top dag. Wanneer we goed en wel geïnstalleerd zijn houden we halt in Wenen Flughafen. Iedereen stapt af. De trein werd in Wenen Haubtbahnhof gesplitst en wij zijn op het verkeerde deel opgestapt. Dan maar weer richting Wenen om de volgende trein richting Boedapest te nemen. Misschien wordt het toch niet zo een topdag. Dat blijkt wanneer we het volgende treinstel richting Budapest het station zien binnen rijden. Het lijken wel dezelfde aftandse wagons waarmee ik 25 jaar geleden van Wenen naar Griekenland spoorde. Er is niet echt plaats voor onze fiets, die staat dus in de weg en de trein zit bovendien overvol waardoor ook wij in de gang belanden. Het is warm. Er wordt 35 graden voorspeld vandaag. In het compartiment naast dat uitgeeft op de plaats in de gang die we hebben kunnen bemachtigen zit een stelletje rugzak toeristen. De jonge man met met mond master over de adamsappel gebonden snottert en hoest. Bien kijkt me met draaiende oog bollen aan. Ik hoor het haar zo denken: Coronalijder! De laatste twee jaar hebben onze blik op een snotneus voorgoed veranderd.
In het station van Budapest is de, weliswaar warme, luchtverplaatsing van op de trein helemaal weg. Wat overblijft is vochtige plakkerige hitte. Taal begint hier ook wat meer een probleem te worden. Met wat Engels, wat Duits en gebaren taal verneem ik dat de trein voor ons volgend traject is afgeschaft. Dat wordt anderhalf uurtje mensen staren en daar leent Keleti zich uitermate goed voor. We gaan op een kuier wagen zitten en genieten van de verschillendheid aan mensen die passeren. Een voor een personages uit een tekenfilm. Even later komt de Floor Mananger van het station, lees “vloerveger”, stilaan onze richting uit. Hij veegt zich een baan naar onze zitplaats tot aan de sigarettenpeuk die net onder de wagen ligt. Dan besluit hij zich ook te zetten en ons te helpen met onze observatie activiteit. Hij is grijs, mager, heeft dikke groeven in zijn gezicht, tatoeages op de armen en handen en gouden ringen aan de vingers. Mocht hij zijn veger uniform niet aan hebben, kon hij even goed een Russische huurmoordenaar geweest zijn.
Ook nu is de trein eentje zonder airco, gelukkig staan alle ramen open. De reis neem ons door de Grote Hongaarse Laagvlakte. Ki-looo-me-ters vlakte met zonnebloemen, maïs, graan,
zonnebloemen, maïs, graan, zonnebloemen, maïs, graan, zonnebloemen, maïs, graan,…Een geluk dat we hier niet moeten doorrijden aan deze temperaturen. Deels tot onze verbazing is er flink geïnvesteerd in het Hongaarse spoor. Dat zie je niet aan alle treinstellen, maar wel aan de stationnetjes die zien er zelfs in de kleinste dorpen piekfijn uit. Onze stop is Békéscsaba, het station dat het dichtst bij onze route ligt zonder dat we moesten overstappen. In Békéscsaba is er zelfs een lift die ons van het perron onder de sporen naar buiten het station brengt. Even dachten we nog door te rijden tot in Gyula, maar het is ondertussen 6u ‘s avonds, het is nog steeds broeierig warm en we zijn moe. We zoeken ons een hotelletje. Dat wordt Hotel Fiume genoemd naar de streek waarin we ons bevinden. Het is een typisch oost-Europees vergane glorie hotel. We gaan binnen via de artiesten ingang, door de keuken, via de balzaal naar de receptie. Nergens iemand te bespeuren, de lichte zijn overal uit. Van achter de receptie komt wat licht van een bureaulamp. Achter de lamp staat een corpulente receptionist die me van onder zijn leesbril ondervragend aankijkt. Een tweepersoonskamer hebben ze nog vrij.
Het restaurant is reeds gesloten. De receptionist kan wel Nador een restaurant wat verderop gelegen aanbevelen. Het ziet er trendy maar gezellig uit van buiten. We gaan binnen in de hoop wat verkoeling te vinden. Ik trek de deur open en we wandelen binnen op de tonen van Faithless
This is my church
This is where I heal my hurts
For tonight
God is a DJ
Tutu-tutu-tutututu, Tutu-tutu-tutututu,…..
Met een brede glimlach zoeken we een tafel uit. Muzikaal was dit het hoogtepunt van de avond. Wat volgt zijn goedkope beats zoals Rik Verheye die zoals geen ander imiteerde: Trollenknots! De veel te jong uitziende maar sympathieke garçon, die nog even naar school zal moeten gaan om zijn Engels op een aanvaardbaar niveau te krijgen, zal gedacht hebbend iedereen de locale Topradio wel kon smaken. Waarom ook niet, het is uiteindelijk toch Topmuziek, niet? Hij brengt ons de kaart. We overschouwen eerst de dranken. De behulpzame jonge man geeft een woordje uitleg bij de logica van wijnkaart die heeft drie kwaliteits niveaus: goed, beter, best en, die zijn ook respectievelijk gerangschikt volgens prijs: goedkoop, iets minder goedkoop, nog steeds niet duur. Wanneer ik een rosé kies en vraag of die koud staat, kijk hij me even twijfelend aan, maar dat kan aan mijn Engels gelegen hebben. “Off course!”. Wanneer Bien de groentjes van een strak gerecht wil wisselen met die van een varkens gerecht, wordt het echt moeilijk. Hij tracht er de wijn logica bij te halen en ons uit te leggen dat er kwaliteit verschillen zijn in vlees en dat dat prijsmatig mogelijks niet zonder gevolg zou kunnen zijn. Wanneer we concluderen dat Bien’s gerecht vanwege haar afwijkende groentenkeuze dus duurder zal zijn, knikt hij enthusiast, trots dat hij zich verstaanbaar heeft kunnen maken. We stemmen in en hopen dat we het juiste gerecht krijgen. We krijgen waarlijk wat amuses bij het spuitwater. De rosé laat op zich wachten. “10-15 minutes, I serve your wine”, verzekert de jonge man ons. Het daagt ons. We hadden gevraagd of die koel geserveerd kon worden, niet of die koel stond. Wanneer de, tevens juiste, hoofdgerechten geserveerd komen, brengt hij ook een half frisse fles rosé. We schenken elk een half glas in en vragen de wijn verder te koelen. We zijn waarschijnlijk de moeilijkste klanten van de maand, zoniet het jaar. Wanneer de muziek stopt beseffen we dat het tijd is om te gaan. We wandelen nog kort even rond in Békéscsaba, bewonderen het standbeeld met onderschrift “Kossuth” en vragen ons af wat de man verwezenlijkt zou hebben om een standbeeld te verdienen en of dat niet indruist tegen de ondertussen gangbare waarden en normen. We zoeken verkoeling in onze kamer op rosé temperatuur. Morgen zijn we in Roemenië. Het echte avontuur is nu begonnen.
We staan niet te laat op. We willen de hitte voor zijn. De met hout gedecoreerde gelagzaal van het hotel doet tevens dienst als ontbijt ruimte. Een wat oudere, magere man doet dienst als ontbijt supervisor. We rijden vlot de stad uit. Tot een kilometer of vijf erbuiten zelfs op een afzonderlijk fietspad. We zijn onder de indruk. Daarna gaat het verder door de, nu nog Hongaarse, vlakte richting Gulya. Daar stoppen we kort om iets te kopen om te drinken en rijden we even het stadje binnen. Ze hebben hier warempel water verstuivers om onder af te koelen. We rijden een rondje en nemen er een paar mee daarna gaat het onvermijdelijk richting Roemeense grens.
Het Hongaarse grensdeel ligt er verlaten bij. We rijden er door zonder iemand te zien. Bij de Roemeense post worden we opgewacht door twee grenswachters. Die kijken ons wantrouwig aan. Ik vraag of ze identiteitskaarten willen zien. Ze twijfelen even maar bevestigen. Ze lopen elk langs een andere kant rond de fiets. De een bekijkt de identiteit kaarten en geeft ze dan aan de andere. Waar we dan zo naartoe gaan? De Zwarte Zee, Constanza antwoorden we zo goed als in koor. Na de eerst relaxe indruk die ze ons gaven gaan ze nu toch verder in de controle. Een van de mannen verdwijnt met onze identiteitkaarten in een hokje een ander vraagt om de bagage te openen. We trekken beiden onze wenkbrauwen op. Denken ze nu echt dat we Easy Riders op een tandem zijn? Wanneer een Oostenrijkse motard aankomt gereden zijn we plots minder interessant en kunnen we onze weg verder zetten. Het blijft iets bizars, een grens. Het is compleet virtueel en tegelijk heel concreet. Het land is op zich de verderzetting van ervoor, maar de infrastructuur is anders. Er ligt plots meer afval in de berm en binnen de kortste keren komt de geur van dieren kadavers ons tegemoed. Het is ondertussen ook al 35 graden, er is geen boom te bekennen, vrachtwagens razen voorbij. Restaurant Dalia is de eerste oase in deze verzengende hitte. De airco draait er overuren. Voor ons voelt het alsof we een ijskast binnenstappen. Met wat van het Roemeense geld dat ik overhad van mijn laatste bezoek een paar jaar gelden kopen we limonade en wat spuitwater. Het duurt niet lang of ik begin te bibberen van de kou. Dan maar terug de hitte in richting Chișineu-Criș. Je kan de kilometers tellen aan de kadavers of de geur ervan. De vrachtwagens racen ons arrogant voorbij de temperatuur blijft stijgen. Dit is niet plezant. Chișineu-Criș is een typisch grens stadje. We halen geld af en installeren ons op het overdekte terras van het enige restaurant dat er wat deftig uit ziet. De serveerster houdt de Roma van ons weg. Bien wordt emotioneel als er ook een hondje komt bedelen. Gisteren waren we nog in Wenen. Dit is even aanpassen. Ik bekijk de route, die leidt ons nog even door de vlakte. In deze temperatuur is dat niet te doen. Hier is het ook niet echt het centrum met beleving en gezelligheid. We besluiten dus een stukje trein te nemen. We gaan naar Cluj-Napoca, kortweg Cluj. Eerst nog naar het station van Chișineu-Criș.
In Roemenië zijn de verfraaiingswerken aan de stations die we in Hongarije zagen duidelijk nog niet begonnen. Hier geen lift om je onder de sporen te brengen. Die heb je ook helemaal niet nodig, je steekt de sporen gewoon over. Ieder nadeel heb z’n voordeel. De treinreis brengt ons eerst naar Oradea dan stappen we over richting Cluj. Het is een aftands treinstel dat halt houdt in Chișineu-Criș. We hebben al redelijk wat afgereisd met de fiets en de trein, maar dit is sportief. De instap is anderhalve meter hoog. We gooien snel de bagage in de wagon dan heisen we de tandem naar boven. De trein vertrekt. De deuren sluiten niet, de ramen in de coupés gaan dan weer niet open. Open deuren zijn een beetje scary, maar het brengt ten minste wat verkoeling. In Oradea halen we nipt onze aansluiting. Dat treinstel is een stuk moderner en koeler. De rit brengt ons door een paar mooie landschappen. We zijn blij wanneer we in Cluj aankomen. Het is nog een kort ritje naar ons hotel dat we onderweg boekten. De douche doet deugd. We zoeken een restaurant en bekomen van een bewogen warme dag.
0 comments:
Post a Comment